3.6. Aansluiting van een condensaatafvoer
De werking van eenheden met tegenstroomplaatwarmtewisselaars, vloeistofgekoppelde warmtewisselaars of koelin-
richtingen veroorzaakt condensatie, die zich ophoopt in speciaal ontworpen condensbakken. Condensaat wordt via afvoer-
leidingen uit condensbakken verwijderd, daarom moet er een condensaatafvoersysteem worden aangesloten. De afvoer-
leidingen moeten een diameter van ten minste 40 mm hebben en moeten schuin zijn gemonteerd, zonder vernauwingen
of lussen die het afvoeren van water verhinderen. Als dergelijke afvoerleidingen buiten of in onverwarmde ruimten worden
geïnstalleerd, moeten ze voldoende geïsoleerd zijn of voorzien zijn van een verwarmingskabel om te voorkomen dat het
water in de winter bevriest. De afvoerleidingen worden met een sifon op de kast aangesloten. Door de positieve of negatie-
ve luchtdruk in de luchtbehandelingskast kan het water niet vanzelf uit de condensbak lopen. Daarom is het noodzakelijk
om een sifon van de juiste hoogte of een sifon met een eenrichtingsklep aan te sluiten op de afvoerpijp.
p < 0
Hoogte H van een sifon zonder eenrichtingsklep wordt gekozen op basis van de statische druk p in de luchtbehande-
lingskast:
Geen enkel afvoersysteem kan rechtstreeks worden aangesloten op het gemeenschappelijke afvalwatersysteem om de
toevoerlucht te beschermen tegen besmetting met bacteriën en geuren. Condensaat uit het afvoersysteem van de lucht-
behandelingskast moet worden opgevangen in een aparte container of moet zonder direct contact naar een rioolrooster
worden geleid: sluit de afvoer niet rechtstreeks aan op de rioolbuis en dompel deze niet onder in water. De plaats waar het
condensaat wordt opgevangen moet gemakkelijk toegankelijk zijn voor reiniging en desinfectie.
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
VERSO Pro2_installation manual_23-10
H mm
H/2 mm
Fig. 28. Installatie van een sifon zonder eenrichtingsklep
H [mm] = 25 + p [mm H
Fig. 29. Voorbeeld van een sifon met een eenrichtingsklep
Fig. 30. Aansluiting van de condensaatafvoer op de riolering
p > 0
O] = 25 + 0.1 x p [Pa]
2
H mm
29