Opbouw en functie
5.3
Bedieningselementen
5.3.1
Bedieningskast
Standaarduitrusting:
De bedieningskast:
•
bevindt zich op de trekker, in het zicht en
onder handbereik, zodat de
bedieningsknoppen goed bereikbaar zijn,
•
moet met de 3-polige stekker (DIN 9680) op
de stroomverzorging van de trekker (12 V)
zijn aangesloten,
•
bezit verschillende
bedieningsmogelijkheden, zoals toetsen,
tuimelschakelaars en een draaiknop,
•
heeft verschillende controlelampen voor het
controleren van bedrijfstoestanden.
De bedieningsdelen zijn of tastend (Toetsen) of
vergrendelend (Tuimelschakelaar) uitgevoerd:
•
Tastend, voor het uitvoeren van klap-,
zwenk- of schuifbewegingen van
bewegende delen van de machine,
bijvoorbeeld steunpoot, stuwschuif, kap
over strooiwalsen etc. Alleen als dat
bedieningsdeel wordt vastgehouden, wordt
de functie uitgevoerd. Als het
bedieningsdeel wordt losgelaten, keert het
in de neutrale stand terug en de beweging
stopt.
•
Vergrendelend, voor het uitvoeren van
bewegingen die een duurfunctie voor
constantverbruikers benodigen,
bijvoorbeeld hydro-motoren.
Toetsen en tuimelschakelaars kunnen maximaal
3 standen aannemen:
•
Functie I,
•
Neutrale-stand,
•
Functie II.
72
Al naar gelang de uitrusting van de machine vindt het bedienen van
de hydraulische functies op de machine plaats:
•
deels via de bedieningskast / Field-Operator en deels via de
stuurventielen op de trekker,
•
Uitsluitend via de bedieningskast,
•
Uitsluitend via de Field-Operator.
Fig. 36
Schakel de bedieningskast uit, als de machine langere tijd stil zal
staan, omdat de gebruikers anders in staat zijn de accu op de trekker
leeg te trekken.
VS 2403 Stand 03.08