Stroomdiagram voor de bediening
In dit gedeelte worden de basisprincipes van de wireless functies beschreven
en hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van identificatie).
Volg de procedures hieronder.
Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen].
(Stap 1 en 2 op pagina 17)
Wanneer deze functie voor het eerst wordt
geselecteerd, verschijnt er een scherm waarin
u een bijnaam moet opgeven.
Geef een bijnaam op. (pag. 14)
Stel een bijnaam in voor de camera.
U kunt pas naar het instellingenscherm
voor het wireless netwerk als u een bijnaam
hebt ingevoerd.
Ga naar het scherm [Wi-Fi-functie].
(Stap 3 en 4 op pagina 17-18)
Selecteer een Wi-Fi-functie en breng een
verbinding tot stand.
Raadpleeg voor meer instellingen 'Gemakkelijke
verbinding' of 'Geavanceerde verbinding'.
Gemakkelijke verbinding
(pag. 23)
Verbind de camera rechtstreeks met
het apparaat.
12
Geavanceerde verbinding
(pag. 71)
Maak verbinding via een Wi-Fi-
access point.