Inhoudsopgave
Advertenties
1.18) Ideale kamertemp. bij koeling: Stel een ideale
kamertemperatuur in bij koeling.
In kamertemperatuurregelingmodus is deze parameter ook
de ingestelde kamertemperatuur.
Voorbeeld
Als 1.16 = ON, werkt het toestel in verwarmingsmodus.
Als de ingestelde watertemperatuur in de verwarmingscurve
35 °C is.
Als de werkelijke kamertemperatuur 27 °C is, terwijl parameter
1.17 (Ideale kamertemperatuur in verwarmingsmodus) is
ingesteld op 22 °C, dan zal het apparaat (27 °C-22 °C) = 5 °C
van de ingestelde watertemperatuur aftrekken, wat betekent
dat het apparaat 30 °C als de ingestelde watertemperatuur zal
nemen.
1.19) Temperatuur instellen voor verwarming
Als de verwarmingscurvefunctie UIT staat, kan een vaste
watertemperatuur voor verwarming worden ingesteld via
"Temp. instellen voor verwarming".
1.20) Lage temperatuurgrens
1.21) Hoge temperatuurgrens
Deze twee parameters worden om veiligheidsredenen door
de installateur gebruikt om het ingestelde temperatuurbereik
voor circuit 1 in te stellen.
1.22) Mengklep
Stel in of op circuit 1 al dan niet een mengventiel is
aangesloten. Zie voor meer details hoofdstuk 2.1.4.
4.2.2. Verwarmings-/koelingscircuit 2
|
54
CUBE HP COMBI S
2.01) Verwarmings- & koelingscircuit 2
Stel in of het systeem het tweede circuit heeft.
2.02) Temperatuur instellen voor koeling
Stel de ingestelde temperatuur voor koeling van circuit 2 in.
2.03) Temperatuur instellen voor verwarming
Als de verwarmingscurvefunctie voor circuit 2 is uitgescha-
keld, kan hier een vaste waarde van de ingestelde watertem-
peratuur in de verwarmingsmodus worden ingesteld.
2.04) Met/zonder mengklep 2
Stel in of op circuit 2 een mengventiel is aangesloten. Zie voor
meer details hoofdstuk 2.1.5
2.05) Verwarmingscurve
Zet de verwarmingscurvefunctie voor circuit 2 aan/uit.
2.06) Watertemp. A/Omgevingstemp. 1
2.07) Watertemp. B/Omgevingstemp. 2
2.08) Watertemp. C/Omgevingstemp. 3
2.09) Watertemp. DJ Omgevingstemp. 4
2.10) Watertemp. E/Omgevingstemp. 5
De hier ingestelde temperatuur is de watertemperatuur,
gebaseerd op dezelfde omgevingstemperatuurinstellingen
voor circuit 1, parameters 1.06~1.10.
Temperatuurinstellingen voor verwarming voor circuit 2
t.o.v. omgevingstemperaturen. De regelaar creëert een
verwarmingscurve voor het secundaire verwarmingssysteem
volgens deze instellingen. Als parameter 2.05 UIT staat, hoeft
alleen 2.03 te worden ingesteld, en neemt het apparaat deze
ingestelde waarde als vaste watertemperatuur voor het
secundaire verwarmingssysteem.
Advertenties
Inhoudsopgave
