3.4.6 Lengte instelling van de markeurs en voorbeelden.
a) Markering
van een spoor in het midden van de traktor.
De afstand ,,A" (Fig.25) van de schijf, gemeten vanaf de plaats waar een spoor in de bodem wordt
gemaakt, tot het midden van de traktor, IS voor zaaimachrne:
Da-30 E: A= 3,OOm.
D8-48E:
A=4,80m.
D8-40 E: A=4,00m.
D8-60E:
A=6,00m.
b) Markeren van een spoor in het traktorspooc
Afhankelijk van het traktorspoor, de werkbreedte en het aantal zaaischaren aan de machine, verkrijgt
men verschillende markeurinstelmaten.
Dat WII zeggen: afstanden van de schijf, gemeten vanaf de
plaats waar een spoor in de bodem wordt gemaakt, tot het midden van de machine.
Volgens onderstaande
formule kunnen de jurste markeurinstelmaten
,,A" (Fig.25) bij symetrische
opstelling vanuit het machinemidden,
als volgt berekend worden:
L.
Werkbreedte = aantal pijpen x rijenafstand
Markeurinstelmaat
A = werkbreedte - traktor2spoor
Voorbeeld 1:
Zaaien alle in Fig. 25 aangegeven scharen:
Werkbreedte: 3,Om.
Rijenafstand a = 13,Ocm.
Aantal rijen:
23
Traktorspoorbreedte
s = 1,5m.
Markeurinstelmaat A = 300 cm. --F
= 225 cm.
Voorbeeld 2:
Zaaien alleen de in Fig. 25 zwart gemarkeerde scharen:
Werkbreedte: 2,86m.
Rijenafstand b = 26,Ocm.
Aantal rijen:
11
Traktorspoorbreedte
s = 1,5m
Markeurinstelmaat
A = 286cm. - >F-
= 211 cm.
23