4)
Draagtas -- Een tas om het toestel in te bewaren wanneer het
niet wordt gebruikt..
5)
Magneet -- Gebruikt om met magneet geactiveerde sensoren te
starten (vroeg model TPMS-sensoren).
6)
Netvoedingadapter -- Laadt de geïntegreerde batterij op.
7)
CD -- Bevat gebruiksaanwijzing, PC Suit, etc.
8)
SD-kaart -- Gebruikt om gegevens op te slaan.
3.4 Pictogrammen
1)
2)
3)
-- Geeft het batterijniveau aan.
4)
met de computer.
5)
te activeren.
6)
-- Geeft aan dat deflatie is vereist om de TPMS-sensor te
activeren.
7)
8)
9)
-- Geeft aan dat het TPMS-toestel signalen stuurt naar de
bandsensor voor activering en testen.
10)
met de OBDII DLC van de auto.
-- Geeft het laden van de batterij aan.
-- Geeft aan dat er gegevens zijn opgeslagen in het toestel.
-- Geeft aan dat er USB-communicatie tot stand is gebracht
-- Geeft aan dat een magneet is vereist om de TPMS-sensor
-- Geeft aan dat de testmodus Eén wiel is geselecteerd.
-- Geeft aan dat de testmodus Alle wielen is geselecteerd.
-- Geeft aan dat er toestelcommunicatie tot stand is gebracht
8