Functiecontrole
Veel functies nemen in solar- en verwarmingsbereik belangrijke functionaliteiten over, welke in geval
van storing foutieve uitkomsten kunnen geven. Geeft bv. een defecte boilersensor van een
solarsysteem te lage temperaturen aan, zal het solarsysteem onder foutieve voorwaarden lopen en
de boiler ontladen. Met de module FUNCTIECONTROLE kunnen diverse bedrijfstoestanden bewaakt
worden en geven bij een foutieve verhouding een foutmelding uit of blokkeren de verstoorde functie
via zijn vrijgave.
Ingangsvariabele:
Controlewaarde a
Controlewaarde b
Vrijgave verschilcontrole (differentie)
Eenvoudige functiebeschrijving:
Deze functie heeft de mogelijkheid om twee sensoren (controlewaarde a, b) op kortsluiting en
kabelbreuk en op een maximaal toegestane temperatuurverschil te bewaken. Evenzo is de bewaking
van een sensor of een temperatuur middels een gedefinieerde drempelwaarde mogelijk.
Bijzonderheden:
Bij onderbreking cq. kortsluiting, hetgeen de basis van deze functie inhoudt, wordt een
storingsmelding pas na 30 seconden weergegeven.
Daarnaast is de bewaking van een temperatuurdrempel of een verschil (differentie) via de
"VRIJGAVE DIFF.CONTR.:" mogelijk. Indien deze controle vrijgegeven is, geldt:
o Zijn aan beide controlewaardes sensoren toegewezen, is de bewaking van de differentie
actief.
o Indien controlewaarde b op Gebruiker ingesteld is, is deze een instelbare drempelwaarde,
welke voor de controlewaarde a als de te bewaken grenswaarde geldt.
Is de bewaking van de differentie niet vrijgegeven, verschijnt in de foutmelding desondanks
VERSCHIL OK. In principe volstaat het, in solarsystemen met meerdere verbruikers, slechts één
kring op foutieve circulatie te bewaken (via de vrijgave). Is een andere kring actief, zal daarom niet
de melding van de bewaking wegvallen.
Bij de bewaking van slechts één sensor (controlewaarde b = Gebruiker) cq. bij de bewaking van de
differentie wordt eerst na een instelbare tijdsperiode een storing gemeld. Hierdoor worden
onterechte storingsmeldingen onderdrukt, welke door temperatuurpieken bij een functiestart
optreden.
Omdat het overzicht van de foutanalyse altijd dient te worden gegeven, is de instelling in een eigen
parametermenu opgenomen.
Via het commando "Foutm. opslaan: ja" blijft de aanduiding
de fout zelf beschikbaar voor handmatige reset van deze melding.
Let op:
Het is onder meer zinvol, een van de uitgangsvariabelen direct met een stuuruitgang voor het
genereren van een 0-10 V of PWM-signaal te verbinden. Een verbinding van deze functie is alleen
met de stuuruitgang A15 toegestaan – echter niet met de uitgang A16.
Uitgangsvariabele:
Status fout waarde, vastlegging van de uitgang
Status fout verschil, vastlegging van de uitgang
ook nog na het verdwijnen van
FOUT
Functiecontrole
53