Bevriezingsgevaar
BELANGRIJK!
De motor mag niet zwaar worden belast als zich
ijsvorming in het koelsysteem voordoet.
Wanneer de koelvloeistof bevriest, daalt het wa-
tergehalte in de koelvloeistof en stijgt dus het et-
hyleenglycolgehalte in de koelvloeistof. Als
vriezen resulteert in een grote toename van de
hoeveelheid ijs, dan kunnen er circulatieproble-
men ontstaan. Er is geen risico op beschadiging
door bevriezing indien het gehalte Scania anti-
vries en roestwerend middel of een vergelijkbaar
mengsel van een gelijkwaardig product tenmin-
ste 35 volumeprocent is.
Bij lichte ijsvorming in de koelvloeistof ontstaan
soms storingen die geen ernstige schade zullen
veroorzaken. Zo kan het bijvoorbeeld gebeuren
dat de hulpverwarming tot 1 uur na de start van
de motor buiten werking blijft.
In het schema worden de koelvloeistofeigen-
schappen aangeduid bij antivriesgehaltes en
roestwerend middel van verschillende volume-
percentages.
Kromme A: IJsvorming begint (ijsbrij)
Kromme B: Beschadiging door bevriezing
Zone 1: Veiligheidszone
Zone 2: Er kunnen verstoringen optreden
(ijsbrij)
Zone 3: Gevaar voor stukvriezen.
Voorbeeld van koelvloeistofeigenschappen bij
een antivriesgehalte en roestwerend middel van
30 volumeprocent:
• IJsbrij wordt gevormd bij -16 °C (3 °F).
• Bij -30 °C (-22 °F) bestaat de kans op versto-
ringen in het koelsysteem.
• Er bestaat geen risico op schade door bevrie-
zing bij een antivriesgehalte en roestwerend
middel van ten minste 35 volumeprocent.
Voorbeeld: Als de temperatuur -16 °C (3 °F) is,
bestaat het risico van stukvriezen wanneer het
percentage antivries en corrosiebescherming 20
volumeprocent is. Bij 30 volumeprocent anti-
vries en corrosiebescherming bevat de koelvloei-
stof geen ijs.
OPM 350 nl-NL
-10
o
-16
C
-20
-30
-40
-50
-60
44
©
Scania CV AB 2022, Sweden
20
30
40
10
o
C
o
C
o
C
3
2
o
C
o
C
o
C
B
Koelsysteem
50 60%
1
A