De maaihoogte van de maaidekken
gelijk stellen
1.
Plaats de messen dwars op de rijrichting op de
buitenste as van beide zijmaaidekken.
2.
Meet de afstand van de grond tot de voorste
rand van het mes op elk maaidek en vergelijk
die afstanden met elkaar.
Opmerking:
Deze afstanden mogen niet meer
dan 3 mm van elkaar verschillen.
3.
Indien nodig moet u de 3 mm afstandsstukken
toevoegen aan of verwijderen van de
zwenkwielen van de zijmaaidekken.
4.
Controleer de afstand tussen de buitenste
randen van beide zijmaaidekken en stel indien
nodig bij.
5.
Plaats het mes horizontaal op de binnenste as
van het zijmaaidek en op de corresponderende
buitenste as van het frontmaaidek.
6.
Meet de afstanden van de grond tot de voorste
rand van het mes op de binnenste rand van het
zijmaaidek tot de corresponderende buitenste
rand van het voorste maaidek en vergelijk deze.
Opmerking:
Deze afstanden mogen niet meer
dan 3 mm verschillen van het voorste maaidek.
Opmerking:
Alle zwenkwielen van de drie
maaidekken moeten op de grond blijven staan
als het tegengewicht is geplaatst.
Opmerking:
Indien de maaihoogten
van alle maaidekken op elkaar moeten
worden afgestemd, mogen uitsluitend de
zijmaaidekken worden afgesteld.
7.
Als de binnenste rand van het zijmaaidek te
hoog is ten opzichte van de buitenste rand van
het frontmaaidek, moet u een opvulstuk (3 mm)
verwijderen uit het onderste deel van het voorste
binnenste zwenkwiel op het zijmaaidek
27).
8.
Controleer de afstand tussen de buitenste
randen van beide zijmaaidekken en de binnenste
rand van het zijmaaidek tot de buitenste rand
van het voorste maaidek.
9.
Als de binnenste rand nog steeds te hoog is,
moet u nog een opvulstuk (3 mm) verwijderen
uit het onderste deel van de voorste binnenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek en een
opvulstuk van 3 mm uit de voorste buitenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek.
10.
Als de binnenste rand van het zijmaaidek te laag
is ten opzichte van de buitenste rand van het
frontmaaidek, moet u een opvulstuk van 3 mm
plaatsen in het onderste deel van de voorste
binnenste zwenkwiel op het zijmaaidek.
11.
Controleer de afstand tussen de buitenste
randen van beide zijmaaidekken en de binnenste
rand van het zijmaaidek tot de buitenste rand
van het voorste maaidek.
12.
Als de binnenste rand nog steeds te laag is,
moet u nog een opvulstuk (3 mm) verwijderen
uit het onderste deel van de voorste binnenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek en een
opvulstuk van 3 mm uit de voorste buitenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek.
13.
Als de maaihoogte gelijk is aan de randen
van het frontmaaidek en de zijmaaidekken,
moet u controleren of de schuinstand van het
zijmaaidek nog steeds 8 tot 11 mm is. Indien
nodig instellen.
De schakelaars van
het veiligheidssysteem
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
De machine heeft interlockschakelaars in het
elektrische systeem. Deze schakelaars schakelen de
tractie of de aftakasfuncties uit op het moment dat u
de stoel verlaat. Hoewel de motor blijft lopen als de
aftakas is uitgeschakeld en het tractiepedaal niet is
ingetrapt, dient u de motor af te zetten voordat u de
bestuurdersstoel verlaat.
Om de controleren of de interlockschakelaars
functioneren, moet u de volgende procedure
uitvoeren:
1.
Rij de machine langzaam naar een ruim, tamelijk
open terrein. Laat het maaidek neer, zet de
motor af en stel de parkeerrem in werking.
2.
Neem plaats op de bestuurdersstoel en trap het
tractiepedaal in. Probeer de motor te starten.
(Figuur
De motor mag niet starten. Als de motor start, is
er een defect in het interlocksysteem dat moet
worden verholpen voordat u de machine gaat
gebruiken.
3.
Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de
motor. Kom overeind uit de bestuurdersstoel
en schakel de aftakasschakelaar op A
aftakas mag niet in werking komen. Als dit wel
gebeurt, is er een defect in het interlocksysteem
dat moet worden verholpen voordat u de
machine gaat gebruiken.
4.
Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking en start de motor. Zet
het tractiepedaal uit de
InfoCenter zal de boodschap 'traction not
allowed' weergeven en de machine mag niet
bewegen. Als de motor toch draait, is er een
32
. De
AN
. Het
NEUTRAALSTAND