RMC 621
"
!
Endress+Hauser
4.2.1
Aansluiting voeding
Opgelet!
• Vergelijk voor het aansluiten van het instrument of de voedingsspanning overeenkomt
met die welke op de typeplaat staat vermeld.
• Bij uitvoering 90 t/m 250 V AC (netaansluiting) moet in de voedende kabel in de
nabijheid van het instrument (goed bereikbaar) een als scheider gemarkeerde
schakelaar worden opgenomen plus een overstroombeveiligingsorgaan (nom.
stroom ≤ 10 A).
Fig. 5:
Aansluiting voeding
4.2.2
Aansluiting externe sensoren
Opmerking!
Op het instrument kunnen actieve en passieve sensoren met analoge, PFM-, of
impulssignaal en RTD-sensoren worden aangesloten.
De aansluitklemmen kunnen, afhankelijk van het signaaltype van de betreffende sensor,
vrij worden gekozen, waardoor de Energiemanager zeer flexibel kan worden gebruikt.
D.w.z. de klemmen zijn niet gebonden aan het sensortype, bijv. flowsensorklem 11,
druksensorklem 12 enz. Wanneer het instrument als warmtemeter conform EN 1434 is
toegepast, gelden de daar genoemde aansluitvoorschriften.
Actieve sensoren
Aansluiting voor een actieve sensor (d.w.z. externe voeding).
Fig. 6:
Aansluiting van een actieve sensor, bijv. op ingang 1 (slot A I).
Pos. 1: impulssignaal
Pos. 2: PFM-signaal
Pos. 3: 2-draads-transmitter (4 ... 20 mA)
Pos. 4: aansluiting van een actieve sensor, bijv. optionele uitbreidingskaart Universal in slot B (slot B I,
→
Fig. 11)
Bedrading
11