Gevoeligheid instellen
U kunt de gevoeligheid selecteren op basis van het omgevingslicht.
De gevoeligheid wordt automatisch aangepast door de camera.
Auto
(Gevoeligheid 100 - 800)
100
200
400
800
1600
3
3200
6400
1
Druk in de stand A op de 3-knop.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Gevoeligheid] met de vierwegbesturing (23).
3
Druk op de vierwegbesturing (5).
Er verschijnt een afrolmenu.
4
Wijzig de gevoeligheid met de
vierwegbesturing (23).
5
Druk op de 4-knop.
De instelling wordt opgeslagen.
6
Druk op de 3-knop.
De camera gaat terug naar de opnamestand.
• Als de gevoeligheid is ingesteld op 3200 of 6400, is het aantal
opnamepixels vast ingesteld op f.
• Als de stand 9 (Snelinstelling) of C (Video) is geselecteerd, is alleen
Auto (gevoeligheid 100 - 800) beschikbaar.
• In de opnamestand c (Digital SR) is alleen Auto (gevoeligheid 100 -
6400) beschikbaar.
98
Bij een lagere gevoeligheid wordt de opname scherper met minder
ruis. Bij weinig licht wordt de sluitertijd langer.
Bij een hogere gevoeligheid is er een relatief korte sluitertijd bij slechte
lichtomstandigheden, zodat bewegingen van de camera slechts een
beperkte invloed op de opnamekwaliteit hebben. Opnamen kunnen
echter wel ruis (vlekken) bevatten.
Opnemen
1/2
Resolutie
AF-veld
Auto
Gevoeligheid
100
Belicht. corr.
200
Video
400
Digitale zoom
800
Stop
MENU
OK
OK