3
Druk op de 4-knop.
De stand R (Programma) wordt
geselecteerd en de camera keert
terug naar de opnamestand.
Als de camera een gezicht detecteert, wordt
de functie Gezichtsherkenning geactiveerd
en verschijnt het gezichtsherkenningskader
(p.65).
4
Stel de functies in die u wilt wijzigen.
Zie "De opnamestanden instellen" (p.91 - p.99) voor meer informatie
over het instellen van de functies.
5
Druk de ontspan-knop tot halverwege in.
Het scherpstelkader op het scherm wordt groen wanneer de camera
het onderwerp scherpstelt op de juiste afstand.
6
Druk de ontspan-knop helemaal in.
De opname wordt gemaakt.
Opnamen maken in de basisfunctie
(Snelinstelling)
Gebruik de stand 9 (Snelinstelling) om makkelijk opnamen te maken
met de standaardinstellingen, ongeacht de instellingen in het menu
[A Opnemen].
De instellingen van de stand 9 worden hierna aangegeven.
Flitsinstelling
Transportstand
Focusinst.
Gezichtsherkenning Aan
Informatieweergave Normaal
Opnamepixels
, (Auto)
9 (Standaard)
= (Standaard)
N (3648×2736)
J (meervoudig
AF-veld
scherpstelpunt)
Gevoeligheid
Auto
Belicht. corr.
±0.0
Digitale zoom
O (Aan)
Datumafdruk
Uit
38 38 38
02/02/2009
02/02/2009
14:25
14:25
14:25
3
71