1. Geleiding van drijfriem
5.
Plaats de drijfriemkappen terug.
Schoonmaken onder de
maai-eenheid
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de
onderkant van de maai-eenheid.
1.
Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal
naar de neutraalstand komen en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de gashendel in de stand L
de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel
verlaat.
3.
Breng de maaidekken omhoog in de
TRANSPORTSTAND
4.
Gebruik een krik om de voorkant van de machine
op te heffen en plaats deze op kriksteunen.
5.
Reinig de onderkant van de maai-eenheid
grondig met water.
Figuur 32
ANGZAAM
.
Stalling
1.
Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal
naar de neutraalstand komen en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Laat de motor afkoelen voordat u de machine
afstelt, schoonmaakt, stalt of repareert.
decal108-1988
4.
Reinig de maai-eenheid grondig en let daarbij
speciaal op de volgende punten:
•
De onderkant van de maai-eenheid
•
Ruimte onder de drijfriemkappen van de
maai-eenheid
•
Aftakas
•
Alle smeernippels en draaipunten
5.
Controleer de bandendruk van de voor-
en achterbanden van de tractie-eenheid
en pas aan indien nodig; raadpleeg de
Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.
6.
Verwijder, slijp en balanceer de messen van de
maai-eenheid. Monteer de messen en draai
de bevestigingen van de messen vast met een
torsie 115 tot 149 N·m.
, schakel
7.
Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet
ze vast indien nodig.
8.
Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of
olie. Neem overtollig vet op.
9.
Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of
geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt
worden. Deuken herstellen.
25