De rollen van de maai-eenheid
instellen
De rollen van de maai-eenheid moeten in de laagste
stand worden gemonteerd als de machine wordt
gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en
in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij
een maaistand van minder dan 64 mm.
1. Verwijder de bout en de moer waarmee het
maatwiel is bevestigd aan de beugels van de
maai-eenheid
(Figuur
Figuur 26
1. Maatwiel
2. Houd de rol en het afstandsstuk recht voor de
bovenste openingen in de beugels en zet deze
vast met de bout en de moer.
Ongelijke meshoogte corrigeren
In verband met verschillen in gazoncondities
en de instellingen van het tegengewicht van de
tractie-eenheid, dient u een deel van het gazon te
maaien en het uiterlijk ervan te controleren voordat u
het volledige gazon echt gaat maaien.
1. Stel elke maai-eenheid in op de gewenste
maaihoogte, zie
De maaihoogte instellen (bladz.
30).
2. Controleer of de voor- en achterbanden
een spanning van 1,72 tot 2,07 bar hebben.
Indien nodig moet u ze oppompen totdat de
bandenspanning correct is.
3. Controleer of de banden van alle zwenkwielen
een spanning van 3,45 bar hebben.
4. Controleer de druk van de lading en het
tegengewicht. Hierbij moet u de motor hoog
stationair laten lopen en de testpoorten
gebruiken, zoals wordt uiteengezet in het
hoofdstuk Testpoorten van het hydraulische
systeem..
5. Stel het tegengewicht af op 2,241 bar.
26).
g011493
6. Controleer op kromme messen; zie
op kromme messen (bladz.
7. Maai het gras in een testgebied om te
controleren of alle maai-eenheden op dezelfde
hoogte maaien.
8. Als de maai-eenheden nog moeten worden
afgesteld, zoek dan een vlak oppervlak met een
rechte rand van minstens 2 meter.
9. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u
de maaihoogte instellen op 7,6 tot 10,1 cm; zie
De maaihoogte instellen (bladz.
10. Laat de maai-eenheden neer op het vlakke
oppervlak.
11. Verwijder de kappen van de bovenkant van de
maai-eenheden.
12. Draai de flensmoer los waarmee de spanpoelie
is vastgezet, om de riemspanning op elke
maai-eenheid te verminderen.
Montage voorste maai-eenheid
Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in de
lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond
tot de voorste rand van het mes. Plaats opvulstukken
van 3 mm op de voorste zwenkwielvork(en) zodat de
maaihoogte overeenstemt met deze op de sticker
(Figuur
27); zie
Schuinstand van de maai-eenheid
afstellen (bladz. 59)
1. Klemkapje
2. Afstandsstukken
3. Opvulstukken
Montage zij-maai-eenheden
Draai de messen op elke as totdat de uiteinden in de
lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond
tot de voorste rand van het mes. Plaats opvulstukken
34
Controleren
61).
30).
Figuur 27
4. Montage-opening
bovenste as
5. Zwenkwiel
g008866