Met de machine rijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet
de gashendel op S
om de beste prestaties te verkrijgen.
NEL
Laat de motor altijd met de gashendel op S
u werktuigen gebruikt.
VOORZICHTIG
De machine kan zeer snel draaien. U kunt daarbij
de controle over de machine verliezen. Dit kan
leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de
machine.
• Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
• Verminder de snelheid van de machine voordat
u een scherpe bocht maakt.
1. Zet de parkeerrem vrij.
Opmerking: De motor slaat af als u de rijhendels uit
de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
parkeerrem in werking is gesteld.
2. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand.
3. Rijden met de machine:
•
Om vooruit te rijden, duwt u de rijhendels
langzaam naar voren
•
Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels
langzaam naar achteren
•
Als u een bocht wilt maken, vermindert u vaart
door beide hendels naar achteren te trekken
en duwt u vervolgens de hendel aan de kant
tegengesteld aan de richting die u wilt inslaan, naar
voren
(Figuur
23).
•
Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de
NEUTRAALSTAND
Figuur 22
draaien als
NEL
haalt terwijl de
(Figuur
23).
(Figuur
23).
.
Opmerking: Hoe verder u de rijhendels in een van
beide richtingen beweegt, des te sneller zal de machine
in de gewenste richting rijden.
g031495
1. Rijhendel -
VERGRENDELDE
NEUTRAALSTAND
2. Centrale ontgrendelde
stand
Bediening van het maaidek
De hefschakelaar gebruiken
Met de hefschakelaar kunt u het maaidek omhoog brengen
en neerlaten
(Figuur
hendel te kunnen bedienen.
29
Figuur 23
3. Vooruit
4. Achteruit
24). De motor moet lopen om deze
g004532