Werkzaamheden vóór het strooien
A
Voer altijd eerst een afdraaiproef uit en stel de juiste doseerstand in
ANWIJZING
alvorens het strooibeeld te controleren. Verandering van de
doseerstand heeft ook invloed op het strooibeeld!
Zie paragraaf »Afdraaiproef« op pagina 93.
A
De weersomstandigheden hebben grote invloed op het strooibeeld
ANWIJZING
tijdens het strooien en bij het uitvoeren van een bakkentest. Voer de
bakkentest uit bij droog weer, lage luchtvochtigheid en een maximale
windsnelheid van 3 m/s (windkracht 2).
Benodigde materialen
•
rolmaat of meetlat,
•
waterpas om opvangbakken horizontaal te zetten,
•
7 opvangbakken,
•
7 meetbuisjes,
•
1 trechter,
•
notitieblok, pen en rekenmachine,
•
deze gebruikershandleiding.
Algemene instructies
Controleer de afstelling van de doseerstand.
Plaats de bakken altijd horizontaal op de grond.
Gebruik een waterpas!
A
ANWIJZING
Plaats de roosters in de opvangbakken.
Plaats opvangbak 1 midden in het spoor van de trekker.
Plaats de overige opvangbakken om de 4 meter vanaf het trekker-
spoor.
Controleer de hoogte van de strooipijp (75 cm boven de
opvangbakken).
Controleer de horizontale stand van de strooier.
Zie »Machine controleren en afstellen« op pagina 72.
Gebruik de strooier niet bij regen of hoge luchtvochtigheid.
A
ANWIJZING
De kunstmest blijft dan aan de opvangbakken kleven waardoor het
verkregen beeld niet correct is.
Strooi nooit bij windsnelheden groter dan 3 m/s (windkracht 2).
97