Overzicht
Radarsensoren
De radarsensoren bevinden zich in
de achterbumper.
Houd de bumpers schoon en het
gedeelte van de radarsensoren onaf-
gedekt.
In-/uitschakelen
Het systeem wordt aan het begin van
elke rit automatisch ingeschakeld.
In de volgende situaties wordt het
systeem uitgeschakeld:
Bij het achteruitrijden.
Beperkingen van het systeem
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk niet optimaal:
Als de snelheid van het naderende
voertuig aanzienlijk hoger is dan
de snelheid van de eigen auto.
Bij langzaam naderende voertuigen.
In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
In scherpe bochten of op smalle
wegen.
Als de bumper vuil is of is bedekt
met sneeuw of bijvoorbeeld stic-
kers.
4-1. BEDIENING
Als het zichtveld van de sensoren
wordt gehinderd, bijvoorbeeld door
garagewanden, hagen of sneeuw-
hopen.
Bij het vervoer van uitstekende
lading.
Noodremlichten
Principe
De remlichten knipperen om wegge-
bruikers achter uw auto te waarschu-
wen dat u een noodstop uitvoert. Dit
beperkt de kans op een aanrijding
van achteren.
Algemeen
Normaal remmen: remlichten
branden.
Sterk afremmen: remlichten knip-
peren.
Kort voordat de auto tot stilstand
komt, worden de alarmknipperlichten
geactiveerd.
Uitschakelen van de alarmknipper-
lichten:
Accelereren.
Druk op de knop van de alarm-
knipperlichten.
227
4