5 Bediening
Draaiwerkrem
Werkingscontrole draaiwerkrem
Afb.211 (symbolische weergave)
Afb.212 (symbolische weergave)
5-52
Automatische draaiwerkrem
Wanneer de bovenwagen werd gedraaid, dan wordt de draaiwerkrem met
een tijdvertraging geactiveerd en wordt de bovenwagen daardoor vastgezet.
Wordt de bovenwagen opnieuw gedraaid, dan wordt de draaiwerkrem
gedeactiveerd.
Hydraulische draaiwerkrem
Normaal afremmen: stuurhendel loslaten.
Maximaal afremmen: stuurhendel in de tegengestelde richting drukken tot
de bovenwagen stil staat.
De werkingscontrole dagelijks na het beëindigen van de werkzaamheden
in bedrijfswarme toestand uitvoeren.
Wanneer het voertuig weer in gebruik wordt genomen, nadat het meer
dan twee weken heeft stilgestaan, de werkingscontrole dan eenmalig
voor het begin van de werkzaamheden uitvoeren.
1. Voertuig op een horizontaal en effen ondergrond met voldoende
draagvermogen neerzetten.
2. Voertuig met behulp van het schuifblad tot de aanslag optillen.
3. Armsysteem tot de aanslag naar links zwenken.
BA EW100 nl* 1.2 * ew100b510.fm