INstAllAtIE
mONtAgE
1. Overstortklep plaatsen
Installeer een overstortklep die is aangepast aan en gedimensioneerd
volgens de nominale maat van de verwarmingsinstallatie, en stel
deze als volgt in:
f Open het verwarmingscircuit resp. de verwarmingscircuits
f
volledig.
f Neem de zekering van de interne tweede warmtegenerator
f
(elektrisch aanvullende verwarming DHC) tijdelijk uit
(spanningsvrij maken).
f Sluit de overstortklep volledig.
f
f Gebruik de warmtepomp in verwarmingsbedrijf.
f
f Stel de opvoerhoogte van de circulatiepomp op een wijze in
f
dat het voor het gebruik van de warmtepomp vereiste debiet
is gewaarborgd.
f Controleer ten slotte de definitieve instelling tijdens
f
warmwaterbedrijf en pas de instelling, indien nodig, aan.
f Open de overstortklep volledig.
f
f Sluit de overstortklep slag voor slag tot de retourleiding naar
f
de warmtepomp voelbaar wordt verwarmd of de geïnstalleerde
radiatoren warm worden.
Wanneer er door middel van temperatuurdetectie of
temperatuurmeting geen overstort in de overstortklep kan
worden vastgesteld, sluit dan het verwarmingscircuit en de
verwarmingscircuitkleppen en controleer de werking van de
overstortklep.
2. Regeling van individuele ruimtes met afstandsbediening FE7
resp. FEK
Er moet(en) in dit geval tijdens verwarmingsbedrijf één of
meer verwarmingscircuits open blijven. Het of de geopende
verwarmingscircuit(s) moet(en) in de regelkamer (kamer waar
de afstandsbediening is geïnstalleerd, bijv. de woonkamer)
zijn geïnstalleerd. De individuele regeling kan gebeuren met
afstandsbediening FE7 of FEK of indirect door aanpassing van
de stooklijn. De andere kamers kunt u uitrusten met zone- of
thermostatische kranen.
f Open het verwarmingscircuit resp. de verwarmingscircuits
f
volledig.
f Neem de zekering van de interne tweede warmtegenerator
f
(elektrisch aanvullende verwarming DHC) tijdelijk uit
(spanningsvrij maken).
f Gebruik het toestel in verwarmingsbedrijf.
f
f Stel de opvoerhoogte van de circulatiepomp op een wijze in
f
dat het voor het gebruik van de warmtepomp vereiste debiet
is gewaarborgd.
f Controleer ten slotte de definitieve instelling tijdens
f
warmwaterbedrijf en pas de instelling, indien nodig, aan.
10.9.2 Minimumdebiet met bufferreservoir of hydraulische
wissel
Het minimumdebiet wordt ingesteld aan de hand van het
temperatuurverschil van het buffercircuit.
De verwarmingscircuitpomp moet worden ingesteld op
∆p-constant. Stel ∆p-constant in op een waarde waarop het max.
temperatuurverschil wordt bereikt of juist niet wordt bereikt.
24
| WPF E | WPF cool
Max. temperatuurverschil aan verwarmingszijde met
bufferreservoir of hydraulische wissel
12
11
10
9
8
7
6
5
4
-5
0
5
Y
Max. temperatuurverschil [K]
X
Broningangstemperatuur [°C]
1
Verwarmingsaanvoer 35 °C
2
Verwarmingsaanvoer 50 °C
f Neem de zekering van de interne tweede warmtegenerator
f
(elektrisch aanvullende verwarming DHC) tijdelijk uit
(spanningsvrij maken).
f Gebruik het toestel in verwarmingsbedrijf.
f
f Stel de opvoerhoogte van de circulatiepomp op een wijze in
f
dat het voor het gebruik van de warmtepomp vereiste debiet
is gewaarborgd.
f Controleer ten slotte de definitieve instelling tijdens
f
warmwaterbedrijf en pas de instelling indien nodig aan.
10.10 Warmwaterbereiding
Voor de opwarming van warm water wordt een warmwaterboiler
met een interne wisselaar gebruikt. Het minimaal vereiste
warmtewisselaaroppervlak bedraagt 3 m².
In de WPF is een driewegklep ingebouwd om te schakelen tussen
het warmwateropwarmingscircuit en het verwarmingscircuit.
f Verbind de warmwateraanvoer van het toestel met de bovenste
f
wisselaaraansluiting van de warmwaterboiler (zie Technische
gegevens / Aansluitingen).
f Verbind de warmwaterretour van het toestel met de onderste
f
wisselaaraansluiting van de warmwaterboiler.
Voor de eenvoudige aansluiting op de warmwaterinstallatie zijn
stekkers bij het toestel geleverd.
1
2
10
15
20
www.stiebel-eltron.com