INstAllAtIE
INgEBrUIkNAmE
langer. Vanaf een warmtedrageringangstemperatuur van 10 °C
vindt altijd een minimale naloop van één minuut plaats.
nalooptijd warmtedragerpomp met luchtafvoermodule
400
350
300
1
250
200
2
150
100
3
4
50
0
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
Y
Nalooptijd warmtedragerpomp [minuten]
X
Warmtedrager-ingangstemperatuur [°C]
1
ALM 30
2
ALM 60
3
ALM 120
4
ALM 180
gWs
(Alleen in combinatie met grondwaterstation GWS)
Deze instelling houdt in dat de minimale brontemperatuur "QUELLE
MIN" op 2 °C wordt ingesteld.
13
BRON MIN
instelbereik – 10 °C tot + 10 °C en stand uit.
Opgelet!
!
Het toestel mag niet worden gebruikt met
brontemperaturen onder – 9 °C!
De sensor van de brontemperatuur mengt de terugloop van
de warmtepomp naar de bron. Bij de instelling UIT vindt geen
opvraging plaats over de temperatuur van de bronsensor.
Als de waarde onder de minimale brontemperatuur ligt, wordt de
compressor uitgeschakeld en wordt de stilstandtijd ingesteld. Na
het verstrijken van de stilstandtijd en als de vaste hysterese van 2 K
wordt overschreden, wordt de compressor opnieuw vrijgegeven.
Deze fout Brontemp min met knipperende gevaardriehoek
verschijnt op het display en wordt opgenomen in de storingslijst.
De bronpomp wordt altijd 30 seconden voordien ingeschakeld
voor de compressor bij warmteaanvraag door de verwarming of
warm water start.
Opmerking!
!
Na het uitschakelen van de warmtepomp heeft de
bronpomp een naloop van 60 seconden.
www.stiebel-eltron.com
1
2
3
4
5
6
7
8
9
14
retOur-Max
Maximale retourtemperatuur
Instelbereik 20 °C tot 55 °C.
Als deze ingestelde temperatuur tijdens de verwarmingsfunctie
op de retourvoeler wordt bereikt, wordt de warmtepomp
onmiddellijk uitgeschakeld. Deze veiligheidsfunctie voorkomt
dat de hogedrukbeveiligingsschakelaar wordt geactiveerd. Het
bereiken van deze waarde heeft geen foutmelding tot gevolg.
Tijdens warmwaterwerking wordt de retourtemperatuur niet
opgevraagd.
15
MAX AANV VERW
Maximale WP-aanvoertemperatuur voor verwarming.
Instelbereik 20 °C tot 65 °C.
Deze instelling beperkt de aanvoertemperatuur van de
warmtepomp en van de aanvullende verwarming tijdens de
10
verwarmingsfunctie.
16
HD SENSOR
Maximale hogedruk
Instelbereik 38 bar tot 42 bar.
Deze instelling begrenst de hogedruk tijdens verwarmen of tijdens
de warmwaterbereiding. Als de maximale hogedruk wordt bereikt,
wordt een regeluitschakeling uitgevoerd.
Zie in dit verband ook WW ECO.
17
MENG-MAX
Maximale mengklep-aanvoertemperatuur
Instelbereik 20 °C tot 90 °C.
Deze instelling begrenst de aanvoertemperatuur van het
mengklepcircuit. Als op basis van de gegevens van het
mengklepcircuit bijvoorbeeld een hogere nominale aanvoerwaarde
wordt berekend, wordt voor de regeling gebruik gemaakt van de
maximale nominale mengklepaanvoerwaarde en wordt op deze
waarde geregeld.
WPF E | WPF cool |
35