83240707 1/2020-08 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Gascondensatieketel WTC 45-A en WTC 60-A
6.9 Vorstbeveiliging
Ketelvorstbeveiliging
Vertrektemperatuur < 8 °C:
Brander werkt met minimaal vermogen.
Pomp is in werking.
Vertrektemperatuur > 8 °C plus schakeldifferentieel (parameter 32):
Brander schakelt zich uit.
Pompnaloop is actief (parameter 41).
Ketelvorstbeveiliging heeft ook effect op uitgang MFA1 en VA1 indien deze als
toevoerpomp geparametreerd is (parameter 13 en 14).
Als de ketelvorstbeveiliging actief is, knippert het symbool
Installatievorstbeveiliging (met buitenvoeler)
Buitentemperatuur < installatievorstbeveiligingstemperatuur (parameter 23) min 5
Kelvin:
Continue werking van de pomp is actief.
Buitentemperatuur > installatievorstbeveiligingstemperatuur (parameter 23):
Continue werking van de pomp is gedeactiveerd.
Installatievorstbeveiliging heeft effect op uitgang MFA1 en VA1 als deze als
stookkringpomp geparametreerd is (parameter 13, 14).
Bij een buffervatregeling heeft de installatievorstbeveiliging geen effect op de
ketelkringpomp.
Warmwater-vorstbeveiliging
Warmwatertemperatuur < 8 °C:
Brander werkt met minimaal vermogen.
Pomp is in werking.
Warmwatertemperatuur > 8 °C plus halve schakeldifferentieel (parameter 51)
brander schakelt af.
Warmwatervorstbeveiliging heeft effect op uitgang MFA1 en VA1 als deze als
circulatie- of WW-laadpomp geparametreerd zijn (parameter 13, 14).
Als de warmwatervorstbeveiliging actief is, knippert het symbool op het display
55-112
6 Bediening
op het display.
.