10 Foutopsporing
De volgende waarschuwingen mogen enkel door gekwalificeerde vaklui verholpen worden:
Waarschu-
Oorzaak
wingscode
Temperatuur ter hoogte van de
W12
veiligheidstemperatuurbegrenzer > 95 °C
Vertrektemperatuur stijgt te snel (gradiënt)
W14
Verschil tussen veiligheids- en
W15
rookgastemperatuur te groot
(na 30 waarschuwingen wordt de installatie met
F15 vergrendeld)
Rookgastemperatuur te hoog (parameter 33
W16
- 5 K)
Verschil veiligheids- en vertrektemperatuur te
W18
groot
Vlamuitval tijdens de werking
W22
(na een mislukte heropstartpoging wordt de
installatie vergrendeld met F21)
Buitenvoeler defect
W33
(bij defecte buitenvoeler wordt de buitentempe-
ratuur op 0 °C gezet)
Warmwatervoeler (B3) defect
W34
Installatiedruk te laag
W36
Temperatuurschakelaar warmtewisselaar werd
geactiveerd
83240707 1/2020-08 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Gascondensatieketel WTC 45-A en WTC 60-A
10.3 Waarschuwingscode
82-112
Oplossing
Waterdebiet controleren.
Waterdebiet verhogen.
Toestel waterzijdig ontluchten.
Warmtewisselaar waterzijdig op vuildeeltjes of
kalkafzetting controleren.
Waterdebiet controleren.
Waterdebiet verhogen.
Toestel waterzijdig ontluchten.
Waterdebiet controleren.
Waterdebiet verhogen.
Warmtevraag (bijv. stookcurve) controleren,
evt. reduceren.
Warmtewisselaar controleren [hfst. 9.6].
Waterdebiet controleren.
Waterdebiet verhogen.
Warmtewisselaar waterzijdig op vuildeeltjes of
kalkafzetting controleren.
Gasaansluitdruk controleren
(stromingsbeveiliging).
Ionisatie-elektrode controleren, evt. vervangen
[hfst. 9.5].
Branderoppervlak reinigen en evt. vervangen
[hfst. 9.4].
Verbrandingslucht op vuildeeltjes controleren.
Ionisatie-elektrode heeft kortsluiting op
branderoppervlak.
Bij ruimteluchtonafhankelijke werking,
dichtheid van het rookgassysteem controleren
[hfst. 7.3].
Ervoor zorgen dat de rookgasafvoerkanalen vrij
zijn.
Condensaatafvoer controleren.
Rookgasafsluitinrichting controleren, evt.
vervangen.
Voeler en leiding controleren, evt. vervangen.
Voeler en leiding controleren, evt. vervangen.
Installatiedruk (> 1,2 bar) controleren en
bijvullen.
Watergebrekschakelaar en leiding controleren,
evt. vervangen.
Temperatuurschakelaar manueel ontgrendelen
[hfst. 3.4.2].
Temperatuurschakelaar en leiding controleren,
evt. vervangen.
Waterdebiet controleren.
Werking van de pomp controleren.
Toestel waterzijdig ontluchten.
Warmtewisselaar waterzijdig reinigen en
ontkalken.