4. Typ achter de Telnet-prompt ">":
parameter: waarde
en druk dan op [Enter]. Hierbij verwijst parameter naar de
configuratieparameter die u definieert, en waarde naar de
definities die u aan die parameter toekent. Elk parameter-item
wordt gevolgd door een return.
Zie Tabel 3.3 voor voorbeelden van het toewijzen van
configuratieparameters.
5. Herhaal stap 4 om extra configuratieparameters in te stellen.
6. Nadat u de configuratieparameters hebt ingetypt, typt u:
quit
en drukt u op
schakelen.
Om af te sluiten zonder parameters in te schakelen, typt u exit
en drukt u op [Enter].
Voorbeelden van configuratieparameters voor
Telnet
De voorbeelden in Tabel 3.3 tonen hoe de configuratiecommando's
voor Telnet gebruikt worden.
N.B.
DU
[Enter]
om de configuratieparameters in te
Als een parameter door de DHCP-server geleverd
wordt, kan de waarde niet worden veranderd met
Telnet zonder DHCP uit te schakelen.
TCP/IP-configuratie 49