Draag de printereenheid naar de installatielocatie.
Controleer of alle kleppen en lades zijn gesloten en draag de printer met de voorzijde naar u toe aan de handgrepen naar
de gewenste locatie.
Als de optionele papierinvoer is geïnstalleerd
Verwijder de papierinvoer van de printer en plaats de papierinvoer op de nieuwe installatielocatie voordat u de printer naar
die locatie overbrengt.
Verplaats de printer niet wanneer de papierinvoer is geïnstalleerd. Als u dit wel doet, kan de papierinvoer vallen en
persoonlijk letsel veroorzaken.
Zie "Printerinstallatie" voor meer informatie over de procedure voor het installeren van de papierinvoer.
4
Plaats de papierlade in de printer.
Druk de lade stevig in de printer.
5
Sluit de kabels en snoeren die u hebt verwijderd, weer aan.
<De kabel of het snoer aansluiten>
*
USB-kabel
*
LAN-kabel
Netsnoer
*
Of deze kabel is aangesloten, hangt af van uw IT-omgeving.
Wanneer u de printereenheid transporteert
Sluit de USB-connector aan op de printer.
Sluit de LAN-connector aan op de printer.
(1) Sluit het netsnoer aan op de aansluiting van de printer.
(2) Sluit de stekker van het netsnoer aan op een wandcontactdoos.