6 Bediening door specialist
De waarden overeenkomstig uw wensen aanpas-
sen. Hierbij dient in acht te worden genomen dat de
verlaging van de ruimtetemperatuur met slechts
1 °C een energiebesparing van ca. 5 % kan opleve-
ren! Voor het wijzigen van de verwarmingstijden,
zie
hst. „Verwarmingstijden wijzigen", blz. 20.
Activeringstijd en invloed van de ruimte instellen
1. Ga met de navigatieknop omlaag naar de volgende
pagina.
2. De waarden eventueel aanpassen.
• "Aanv.temp. ACT": actuele aanvoertemperatuur van het
verwarmingscircuit als er een aanvoersensor aanwezig is.
• "Aanv.temp. GEW": door de regelaar bepaalde gewens-
te aanvoertemperatuur.
• "Invloed van de ruimte": Als er een ruimtebedienings-
element (optioneel) is aangesloten, kan worden inge-
steld hoe hoog de invloed van de ruimtetemperatuur op
de berekening van de gewenste aanvoertemperatuur is.
Wij adviseren een instelling van 10 %.
Wordt er een ruimtebedieningselement gebruikt en
is de invloedfactor van de ruimte > 0, dan moeten
de radiatorventielen in de ruimte waarin het ruim-
tebedieningselement is geïnstalleerd, volledig zijn
geopend.
• "Activeringstijd": Afhankelijk van de buitentemperatuur
wordt het verwarmingscircuit overeenkomstig de active-
ringstijd vroeger omgeschakeld naar dagbedrijf. Dit heeft
tot doel, bij lagere buitentemperaturen dienovereen-
komstig vroeger met de verwarming van de ruimten te
beginnen.
Afb. 23: Activeringstijd
Voorbeeld:
De activeringstijd is lineair afhankelijk van de buitentem-
peratuur. In de afbeelding is het tijdsbestek van het voor-
tijdig verwarmen in afhankelijkheid van de buitentempera-
30
tuur voor de activeringstijden van 0, 10, 20 en 30 minuten
weergegeven.
• Bij +10 °C bedraagt de activeringstijd altijd 0 minuten
• Bij -10 °C komt de activeringstijd overeen met de inge-
stelde waarde "Activeringstijd".
Zomer-/winteromschakeling instellen
1. Ga met de navigatieknop omlaag naar de volgende
pagina.
2. De waarden eventueel aanpassen.
• „Buitentemp.ACT": Actuele buitentemperatuur
• „Buitentemp.GW": gemiddelde waarde over 30 minuten
(wordt door de regelaar gebruikt).
• „Buitentemp.MAX": uitschakeltemperatuur van het
verwarmingscircuit in de dagmodus
• „Buitentemp.MIN": uitschakeltemperatuur van het ver-
warmingscircuit in de nachtverlagingsmodus.
Het verwarmingscircuit wordt uitgeschakeld, indien over-
eenkomstig de bedrijfsmodus (dag- / nachtverlagingsmo-
dus) de gemiddelde waarde van de buitentemperatuur de
„MIN" resp. „MAX"– waarde met 2 K (hysterese) over-
schrijdt.
Voorbeeld:
Met de waarden links schakelt in de dagmodus het ver-
warmingscircuit zich uit, indien de gemiddelde buitentem-
peratuur boven 19 °C + 2 K = 21 °C stijgt. Het verwarmings-
circuit schakelt zich weer in, indien de buitentemperatuur
onder 19 °C daalt.
In de nachtverlagingsmodus wordt uitgeschakeld, indien
de gemiddelde buitentemperatuur boven 10 °C + 2 K =
12 °C stijgt. Het verwarmingscircuit schakelt zich weer in,
indien de buitentemperatuur onder 10 °C daalt.
Hoe lager de uitschakeltemperaturen worden geko-
zen, des te meer energie er kan worden bespaard.
De in de fabriek reeds ingestelde temperaturen
19 °C en 10 °C zijn afgestemd op nieuwbouw met
goede warmte-isolatie en dienen eventueel op de
werkelijke uitvoering van de warmte-isolatie te
worden aangepast.
ATTENTIE
Let op de instelwaarde voor „Buitentemp.MIN"
Anders kan de verwarmingsinstallatie worden be-
schadigd.
• „Buitentemp.MIN" niet onder + 3 °C instellen,
omdat er anders in de nachtverlagingsmodus
geen vorstbeveiliging bestaat.
BAL-SBSX-3-K-NL · Technische wijzigingen voorbehouden · 32441-3a SOLVIS