geïdentificeerd. Selecteer een van de volgende opties om de standaardpoortnaam te gebruiken of
om een andere poortnaam op te geven.
Selecteer IP-adres om het veld beschikbaar te maken waarin u het TCP/IP-adres voor het
❑
apparaat kunt invoeren. In dit veld zijn alleen cijfers toegestaan. Als deze optie is
geselecteerd, moet u minimaal één cijfer in het veld IP-adres typen. Anders wordt een
foutbericht weergegeven waarin u wordt gevraagd een geldig IP-adres in te voeren.
Selecteer IP-hostnaam om het veld beschikbaar te maken waarin u de IP-hostnaam voor het
❑
apparaat kunt invoeren. In dit veld zijn alle tekens toegestaan, maar bij gebruik van spaties
wordt een foutbericht weergegeven. Als deze optie is geselecteerd, moet u minimaal één
teken in het veld IP-hostnaam typen. Anders wordt een foutbericht weergegeven waarin u
wordt gevraagd een geldige IP-hostnaam in te voeren.
Selecteer Hardwareadres om het veld beschikbaar te maken waarin u het MAC-adres (Media
❑
Access Control) voor het apparaat kunt invoeren. Een geldig MAC-hardwareadres bestaat uit
12 tekens en bevat uitsluitend de cijfers 0–9 en de letters A-F en a-f.
Voor elk van de opties in het dialoogvenster TCP/IP-poort opgeven gebruikt u de
standaardpoortnaam, zoals opgegeven in een van de identificatievelden voor het apparaat. U kunt
ook zelf een andere poortnaam opgeven. Vul een van de volgende opties in.
Selecteer Standaard gebruiken en klik op Volgende. Het dialoogvenster Opties voor het
❑
maken van poorten wordt weergegeven.
Als u een andere naam wilt opgeven, selecteert u een van de identificatie-opties. Selecteer
❑
Opgeven:, voer de poortnaam van het geselecteerde apparaat in en klik op Volgende. Het
dialoogvenster Opties voor het maken van poorten wordt weergegeven.
Het dialoogvenster Opties voor het maken van poorten beslaat twee selecties. Vul een van
de opties in zoals beschreven in de volgende tabel.
Optie
Nee, maak geen poort (de printer wordt niet
geïnstalleerd)
Ja, maak de poort
OPMERKING:
in het veld Hardwareadres en klikt u op Volgende. Het dialoogvenster Model wordt weergegeven.
Dialoogvenster Model
Selecteer het apparaatmodel en klik op Volgende. Het dialoogvenster Drivers wordt weergegeven.
Dialoogvenster Drivers
Selecteer een combinatie van drivers voor de aangepaste installatie. Elke selectie staat los van alle
andere selecties. U kunt zelfs een aangepaste installatie maken die functies installeert zonder een
printerdriver. Selecteer de drivers die u wilt installeren of selecteer er geen als u geen driver installeert.
Klik op Details... voor de gegevens van de drivers. Het dialoogvenster Details van de drivers wordt
weergegeven. Alle drivers die beschikbaar zijn in het dialoogvenster Drivers worden beschreven in het
30
Hoofdstuk 3 Apparaatsoftware
Als het apparaat niet wordt gevonden, typt u het hardwareadres van het apparaat
Omschrijving
Selecteer deze optie als u geen poort wilt maken en klik op
Volgende. Het dialoogvenster Model wordt weergegeven.
Selecteer deze optie en klik op Volgende. Het
dialoogvenster Model wordt weergegeven.
NLWW