6.8.9 Signaalkabels
Gebruik afgeschermde kabels met een
aderdoorsnede van minimaal 0,5 mm
2
1,5 mm
voor de externe aan-uitschakelaar, digitale
ingangen, setpoint en sensorsignalen.
De aansluitdraden in de klemmenkast van de motor
moeten zo kort mogelijk zijn.
6.8.9.1 Signaalkabels aansluiten
1. De kabelafscherming dient aan beide uiteinden
van de kabel met de behuizing verbonden te
worden. De afscherming moet zo dicht mogelijk
bij de klemmen zitten.
Model J
Model K
2. Sluit de signaalkabels aan op de klemmen.
3. Draai één of twee aardklemschroeven aan
(afhankelijk van model).
Zie het onderdeel over functionele modules.
6.8.10 Bus connection cable
6.8.10.1 Aansluiten van een 3-aderige buskabel,
GENIbus
Gebruik voor de busverbinding een afgeschermde 3-
aderige kabel met een aderdoorsnede van min. 0,5
2
2
mm
en max. 1,5 mm
.
•
Als de motor is aangesloten op een unit met een
kabelklem die identiek is aan degene die op het
product is gebruikt, sluit u de afscherming aan op
deze kabelklem.
30
•
Als de eenheid geen kabelklem heeft, sluit dan
het uiteinde van de afscherming niet aan.
2
en maximaal
A
Y
B
6.8.10.2 Aansluiten van een 3-aderige buskabel,
Er moet een afgeschermde, "twisted-pair" kabel
worden gebruikt. De afgeschermde kabel moet aan
beide zijden worden aangesloten op beschermende
aarding.
Aanbevolen aansluiting
Klem
A
B
Y
De kabel bevestigen
1. Sluit de gele ader aan op klemmen D1 (1) en A
(4).
2. Sluit de bruine ader aan op klemmen D0 (3) en B
(6).
3. Sluit de grijze ader aan op de klemmen Common /
GND (2) en Y (5).
4. Verbind de kabelafschermingen met de
aardleiding door middel van de aardeklem.
D1
GND
D0
6.8.10.3 Aansluiten van een 2-aderige buskabel
•
Sluit als volgt een afgeschermde 2-aderige
buskabel aan:
Modbus
Modbus
Kleurcode
D1
Geel
D0
Bruin
Common/
Grijs
GND
Het is belangrijk om de afscherming met
de aardleiding te verbinden door middel
van de aardeklem in alle apparaten die op
de busleiding zijn aangesloten.
A
Y
B
Datasigna
al
Positief
Negatief
Common/
GND
A
Y
B