3.6
Transport en opslag
De buiteneenheid altijd verticaal transporteren en opslaan. Deze kan tij-
delijk licht worden gekanteld (maximaal 45°), maar mag niet worden
neergelegd.
De buiteneenheid niet bij temperaturen onder – 25 °C opslaan of trans-
porteren.
3.7
Aansluitprincipe
De functie is gebaseerd op een vraaggestuurde regeling van het com-
pressorvermogen met bijschakelen van de geïntegreerde/externe bijver-
warming via de binneneenheid. De bedieningseenheid stuurt de
warmtepomp aan conform de ingestelde stooklijn.
Wanneer de warmtepomp de warmtevraag van het huis niet alleen kan
dekken, start de binneneenheid automatisch de bijverwarming, die sa-
men met de warmtepomp de gewenste temperatuur in het huis en even-
tueel in de boiler genereert.
CV- en warmwaterbedrijf bij uitgeschakelde warmtepomp
Bij buitentemperaturen onder –20 °C wordt de warmtepomp automa-
tisch uitgeschakeld en kan ze geen warmte voor het cv-water produce-
ren.
In dit geval neemt de bijverwarming van de binneneenheid automatisch
het cv- en warmwaterbedrijf over.
3.8
Automatisch ontdooien
De buiteneenheid werkt met de zogenaamde verwarmingsgasontdooi-
ing. Tijdens het ontdooien wordt de stromingsrichting in het koelmiddel-
circuit door een elektrisch geregelde 4-wegklep omgekeerd.
Het verwarmingsgas smelt het ijs op de lamellen van de verdamper.
Daarbij koelt de cv-installatie iets af. Het ontdooien wordt behoefteaf-
hankelijk via de in de buiteneenheid geïntegreerde sensor gestuurd. De
duur van het ontdooien hangt af van de ijsdikte en de actuele buitentem-
peratuur.
Onder de verdamper van de buiteneenheid dient de bodem van de be-
huizing als opvangbak voor optredend condenswater en ijs. De bodem
van de behuizing wordt via een geïntegreerde verwarmingskabel ver-
warmd. Het ontdooien wordt in het cv-bedrijf bij inlaattemperaturen on-
der 0 °C geactiveerd en bij een buitentemperatuur boven 1 °C
gedeactiveerd.
Wij adviseren bovendien een condensaatafvoerverwarming in de con-
densaatafvoerbak (toebehoren voor doelgerichte condensaatafvoer) te
installeren.
Op de betreffende aansluitklemmen ( afb. 30 [9], 31 [11], 32 [14])
van de buiteneenheid mogen alleen condensaatafvoerverwarmingen
met een maximaal vermogen van 90 kW worden aangesloten.
4
Technische gegevens
Bereik voor lucht- en waterbuiteneenheid zonder bijverwarming
ODU Split – 6721823294 (2020/06)
T1( °C)
60
55
50
45
35
30
25
20
15
10
-30
-20
-10
0
Afb. 2
Split 2-15 s/t
[T1] Temperatuur aanvoer
[T2] Buitentemperatuur
Technische gegevens
10
20
30
40
T2 (°C)
0010015445-002
5