4
5
34 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
4
Leg de enveloppen in de lade
met de korte zijde naar binnen
en de afdrukkant naar boven.
De frankeerzijde moet eerst de
printer in gaan.
5
Schuif de breedtegeleiders lichtjes
tegen de stapel enveloppen zonder
deze op te bollen. De enveloppen
moeten in het midden tussen de
papiergeleiders en onder de lipjes
van de geleiders worden geplaatst.
Opmerking
Als de envelop aan de korte zijde van
een flap voorzien is, moet deze kant het
eerst in de printer gaan.
Er kunnen papierstoringen optreden
wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat
minder dan 178 mm (7 inch) lang is. Dit
kan worden veroorzaakt door de
uitwerking van de omgevingscondities
op het papier. Zorg ervoor dat u het
papier op de juiste wijze opbergt en
hanteert om optimale prestaties te
verkrijgen. Zie "Omgeving voor afdrukken
en papieropslag" op pagina 146. Het
gebruik van afdrukmateriaal van een
andere fabrikant kan ook helpen.
DU