Draadloos netwerk (WLAN)
in- en uitschakelen
Inleiding
Standaard is het gebruik van het draadloze netwerk
ingeschakeld. Deze functie kunt u uitschakelen.
1 Druk op C, 080 en OK.
2 Kies met [ of u de functie wilt in- of uitschakelen.
3 Bevestig met OK.
Draadloos netwerk (WLAN)
NL
met de assistent instellen
Inleiding
Met behulp van de Wi-Fi Protected Setup (WPS) of met
de functie zoeken naar een netwerk in de buurt, kunt u
uw apparaat snel en gemakkelijk in een bestaand draad-
loos netwerk opnemen. Met WPS worden alle belang-
rijke instellingen zoals de netwerknaam (SSID) automa-
tisch geconfigureerd en de verbinding met een veilige
WPA-sleutel afgeschermd.
Toepassing van Wi-Fi Protected
Setup (WPS)
WPS
Met de Wi-Fi Protected Setup (WPS) kunt u uw appa-
raat op twee verschillende manieren snel en gemakke-
lijk in een bestaand draadloos netwerk opnemen. U
kunt aanmelden met een pincode of met de Push Button
Configuration (PBC), als uw toegangspunt (Access
Point, Router) deze methode ondersteunt.
WPS met de pincode gebruiken
1 Druk op C, 0811 en OK.
2 Kies met [ WPS PIN .
3 In het display verschijnt een pincode. Voer deze pin-
code in bij het toegangspunt (Access Point, Router).
4 Druk aan het toestel op OK. Het WLAN-toegangs-
punt en het apparaat maken automatisch een verbin-
ding afgeschermd door een WPA-sleutel.
WPS met de Push Button Configuration
(PBC) gebruiken
1 Druk op C, 0811 en OK.
2 Kies met [ WPS PBC .
3 Activeer bij het WLAN-toegangspunt de Push But-
ton-configuratie. Het WLAN-toegangspunt en het
apparaat maken automatisch een verbinding afge-
schermd door een WPA-sleutel.
Netwerkscan gebruiken
Inleiding
Uw apparaat geeft een lijst met alle beschikbare draad-
loze netwerken weer. Een assistent helpt u verbinding
te maken met het gewenste netwerk.
1 Druk op C, 0812 en OK.
2 De beschikbare netwerken worden weergegeven.
Selecteer met [ het gewenste draadloze netwerk.
3 Bevestig met OK.
54
4 Selecteer met [ een encryptiestandaard of schakel
de netwerkbeveiliging uit.
5 Bevestig met OK.
6 Voer het wachtwoord voor het netwerk in.
Opmerking
WEP-sleutel
Met de 64-bits-encryptiemethode moet de
WEP-sleutel 5 tekens (ASCII) of 10 getal-
len (hexadecimaal) lang zijn. Met de 128-
bits-encryptiemethode moet de WEP-
sleutel 13 tekens (ASCII) of 26 getallen
(hexadecimaal) lang zijn. De WEP-sleutel
vindt u in de netwerkinstellingen van uw
computer.
Opmerking
WPA-sleutel
Voer een sleutelwoord met een lengte tus-
sen 8 en 63 tekens in. Bij deze encryptie-
methode kan de sleutel willekeurige alfanu-
merieke tekens – dus getallen en letters –
of alle andere op het toetsenbord beschik-
bare tekens bevatten. Het enige teken dat
niet is toegestaan is de „€" (het Euro-valu-
tasymbool).
7 Bevestig met OK.
8 Het apparaat maakt verbinding met het draadloze
netwerk en probeert automatisch een IP-adres te
krijgen.
Draadloos netwerk (WLAN)
met de hand instellen
Inleiding
De pc en alle andere apparaten moeten ingesteld zijn op
hetzelfde netwerk als de multifunctionele terminal. Alle
voor de instelling van de parameters benodigde gege-
vens, zoals de naam van het netwerk (SSID), het soort
netwerk, de WEP-sleutel, het IP-adres en het subnet-
masker moeten overeenkomen met de gegevens van
het netwerk. De benodigde informatie vindt u in de net-
werkconfiguratie van uw computer of van het toegangs-
punt (Access Point, Router).
1 Druk op C, 0821 en OK.
2 Voer het SSID in.
De netwerknaam (Service Set Identifier) vindt u in de
netwerkinstellingen van uw computer. De SSID
moet overeenkomen met de SSID van de computer
of van het toegangspunt (Access Point, Router).
3 Bevestig met OK.
4 Selecteer met [ een encryptiestandaard of schakel
de netwerkbeveiliging uit.
Philips · LaserMFD 6170dw