Nummer en naam intoetsen
kopregel
Uw nummer en uw naam worden aan de bovenste rand
van elk faxbericht (= kopregel) samen met datum, tijd
en paginanummer meegestuurd.
Klap het beschermdeksel omhoog
Klap het beschermdeksel van het lettertoetsenveld
omhoog.
Deckel der Buchstabentastatur öffnen
NL
Cursornavigatie 4
Opmerking
Letters invoeren
Hoofdletters voert u in met ingedrukte +-
toets. Spaties voert u in met ½ ;.
De beschikbare speciale tekens staan rechts
boven de lettertoetsen en kunnen door het
tegelijk indrukken van de õ-toets en de
betreffende lettertoets worden ingevoerd.
Met [ beweegt u de cursor. Met C wist u de
tekens afzonderlijk.
Naam invoeren
1 Druk op C, 021 en OK.
2 Voer de naam met de toetsen (A – Z) in.
3 Bevestig met OK.
Nummer invoeren
1 Druk op C, 022 en OK.
2 Voer uw telefoonnummer in.
3 Bevestig met OK.
Beltonen instellen
Beltoon kiezen
Beltoon kiezen
Met deze functie kiest u de standaard beltoon. U kunt
aan de invoergegevens in het telefoonboek een beltoon
toewijzen (zie ook hoofdstuk Invoer opslaan, pagina 41).
1 Druk op C, 054 en OK.
2 Kies met [ de gewenste beltoon.
3 Bevestig met OK.
Volume instellen
1 Druk op C, 055 en OK.
2 Selecteer met [ het gewenste volume.
3 Bevestig met OK.
60
Instellen van het aantal
belsignalen
Instellen van het aantal belsignalen
Met deze functie stelt u het aantal beltonen voor de
modus faxontvangst in. Na het gekozen aantal schakelt
het apparaat in de faxmodus over op faxontvangst. Kies
0 om de beltoon geheel uit te schakelen (zie ook hoofd-
stuk Stille faxontvangst, pagina 63)
1 Druk op C, 042 en OK.
2 Kies met [ het gewenste aantal beltonen.
3 Bevestig met OK.
Toetsentonen uitschakelen
Toetsentonen uitschakelen
Elke bediening van een toets wordt door een toon
begeleid. U kunt de toetsentonen op uw apparaat uit-
schakelen.
1 Druk op C, 007 en OK.
2 Kies met [ of u de functie wilt in- of uitschakelen.
3 Bevestig met OK.
Papierinstellingen
aanbrengen
Basisinstellingen wijzigen
Opmerking
Basisinstellingen wijzigen
De gewijzigde instellingen worden als nieuwe
basisinstellingen opgeslagen. Kies voor een
eenmalige procedure een speciale functie,
denk eraan daarna een standaard instelling of
de fabrieksinstelling weer in te stellen.
Papiersterkte instellen
1 Druk op C, 201 en OK.
2 Kies met [ de sterkte van het geplaatste papier.
3 Bevestig met OK.
Papierbron instellen
Inleiding
In de papiercassette kunt u normaal afdrukpapier of
voorbedrukte ontwerpen (formulieren) plaatsen. In de
handmatige papiertoevoer kunt u speciale papierforma-
ten, enveloppen, transparante folies, etiketvellen of
bedrukte documenten invoeren.
1 Druk op C, 202 en OK.
2 Kies met [ de papierbron.
3 Bevestig met OK.
Spaltenumbruch
Philips · LaserMFD 6170dw