Gebruik
– Schuif het schuifframe samen met de
batterij (2) helemaal uit.
– Schakel de machine uit.
– Druk op de noodstopschakelaar.
LET OP
Risico van beschadiging van componenten!
Als u de batterijstekker uittrekt als de machine is in-
geschakeld (onder last), vindt er een boogontlading
plaats. Dit kan ertoe leiden dat de contacten ero-
deren, waardoor de levensduur van de contacten
aanzienlijk wordt verkort.
– Schakel de machine uit voordat u de batterijstek-
ker loskoppelt.
– Koppel de batterijstekker niet los als de machine
is ingeschakeld, behalve als er sprake is van een
noodgeval.
– Koppel de batterijstekker (3) los.
LET OP
Als de kabels beschadigd raken,
bestaat er kortsluitingsgevaar!
Leg de batterijkabel zodanig op de
batterij dat hij niet bekneld kan raken
bij het verwijderen of aanbrengen
van de batterij.
– Controleer de aansluitkabels op
beschadiging.
Bij batterijen met een grotere installatiediepte
moet het batterijdeksel van de machine wor-
den verwijderd om de batterij te kunnen ver-
wijderen. De bouten van het batterijdeksel
kunnen worden losgedraaid met de inbus-
sleutel voor het nooddaalmechanisme. De
inbussleutel voor het nooddaalmechanisme
bevindt zich in het bestuurderscompartiment,
onder het stuur (zie het hoofdstuk "Nooddaal-
inrichting").
– Verwijder de drie bouten van het batterij-
deksel en verwijder het batterijdeksel (4)
van de machine
– Gebruik een geschikte kraan om de batterij
uit het batterijframe te verwijderen; zie het
hoofdstuk "Batterijtransport met kraan".
51908078006 [NL]
Omgang met de batterij
2
4
5
3
211