20
nl | Installatie
Stap 4: Voer een controlemelding uit
1.
2.
5.3.5
Verbinding configureren
AANWIJZING!
In geval van een noodsituatie moet het toestel een alarmoproep
kunnen verzenden, zelfs als u op dat moment een
telefoongesprek voert. Het Personenalarmtoestel 61 moet het
telefoongesprek verbreken.
Om te controleren of een alarmoproep kan worden verzonden,
doet u het volgende:
1.
2.
Het telefoongesprek wordt verbroken wanneer de instelling
correct is.
LET OP!
Als u gebruikmaakt van een binnenhuiscentrale, wordt niet
gegarandeerd dat een gesprek automatisch door een
alarmoproep wordt verbroken.
5.4
Verwijderen
Om het Personenalarmtoestel 61 en de interne batterij uit te
schakelen, moet u de voedingsstekker uit het toestel nemen.
AANWIJZING!
Als u de voedingsstekker uit het stopcontact trekt, geeft het
toestel de melding "stroomstoring". Het toestel schakelt dan
over op de noodstroomvoorziening van de batterij.
F.01U.239.308 | V5 | 2015.08
Koppel de interne Back-up batterij aan op het
Personenalarmtoestel en sluit de cover.
Test bovendien de signaalsterkte, zie
Paragraaf 7.6.3 Signaalsterkte van de GSM-module testen,
Pagina 47.
Verplaats het toestel niet tijdens de controlemelding. Zie
Paragraaf 6.3 Testmodus, Pagina 37.
Bel iemand op de gebruikelijke manier.
Druk tijdens het voeren van het telefoongesprek op de
rode toets.
Gebruikershandleiding
Personenalarmtoestel 61
TeleAlarm