Hoofdstuk 5
NL
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
5.12
regelinrichting werkgebied
De controlevoorziening van het werkgebied bestaat uit een sensor van de uitschuiving (Afb. 5.10, 2)
op elk van de voorste stabilisatorbalken, twee potentiometers (Afb. 5.10, 3) op de draaikoppeling en
een uitschuivings-/hoeksensor (Afb. 5.10, 1) op het achterste deel van de telescopische arm.
De bovengenoemde microschakelaars werken samen met de potentiometers en de uitschuivings-/
hoeksensoren die de bewegingen van de hoogwerker bewaken en de uitschuiving van de telescopische
arm regelen, en dus het werkgebied controleren.
Naast de controle van het werkgebied controleren ze ook de rotatie van de toren, die zodanig wordt
geregeld dat botsing met de cabine wordt voorkomen
1
5.13
Waterpas
De waterpas (Afb. 5.11, 2) bevindt zich ter hoogte van de bedieningshendels van de stabilisatoren
en geeft de horizontale stand van de machine aan.
CONTrOLe WerKINg VeILIgHeIDSVOOrZIeNINgeN
•
gebruik een aparte waterpas om de correcte werking van die aan boord van de machine te
controleren;
•
plaats deze waterpas afwisselend langs de lengteas van de machine en de dwarsas van
de stabilisatoren.
•
in geval van storingen van de waterpas op de machine moet contact worden opgenomen
met de servicedienst.
8
3
www.duma-rent.com
2
Afb.
2
1
Afb.
B-LIFT 18 HV
Hoogwerker
COD. UM0287_01_NL | REV. 01 | ED: 06/19
5.10
5.11