204
Rijden en bediening
Druk op Ñ om de snelheidsbegren‐
zer te activeren.
Snelheid van snelheidslimietdetectie
overnemen
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de snelheidsli‐
mietdetectie een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐
teerde snelheidslimiet kan worden
gebruikt als een nieuwe waarde voor
de snelheidsbegrenzer.
Met behulp van de camera boven aan
de voorruit detecteert en leest dit
systeem de snelheidslimiet en de
borden einde maximumsnelheid.
Als de snelheidsbegrenzer actief is:
● verschijnt op het uplevel Driver
Information Center de gedetec‐
teerde maximumsnelheid weer‐
gegeven en licht MEM op.
● verschijnt op het midlevel Driver
Information Center de gedetec‐
teerde maximumsnelheid op de
pagina digitale snelheidsaandui‐
ding samen met een instructie‐
bericht.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheidslimiet op te
slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de snelheidsbegrenzer.
Deze functie is te deactiveren of acti‐
veren in het menu Persoonlijke instel‐
lingen 3 85.
Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal volledig in te trappen.
In het gegeven geval knippert de
ingesteld snelheid.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan
de maximumsnelheid opnieuw geac‐
tiveerd.
Functie deactiveren
Druk op Ñ, de snelheidsbegrenzer
staat in de pauzemodus en er
verschijnt een bericht. De snelheids‐
begrenzer van de auto is niet actief.
De snelheidsbegrenzer wordt
gedeactiveerd, maar niet uitgescha‐
keld. De laatst opgeslagen snelheid
blijft voor later hervatten van de snel‐
heid in het geheugen.
Snelheidslimiet hervatten
Druk op Ñ. De opgeslagen snel‐
heidslimiet wordt hervat.