Inhoudsopgave
Advertenties
SYSTEM TACH, SYSTEM SPEED EN SYSTEM
BEGRENSWEERSTANDEN:
Op elke installatie moeten twee begrensweerstanden geïnstalleerd zijn.
NIET MEER...NIET MINDER...
De begrensweerstanden houden de spanningsniveaus constant zodat
gegevens overal in de boot kunnen worden doorgegeven.
De beste plaats om de begrensweerstanden te installeren is aan elk
uiteinde van de gegevensbus. Als dit niet mogelijk is, kunt u ze op de meest
geschikte plaats installeren.
Er zijn drie verschillende soorten begrenzers (u kunt het beste voor uw
installatie kiezen):
1)
Begrensdop – Dit apparaat wordt in een aansluitkast gestoken. Elke
dop komt overeen met één begrensweerstand.
2)
Blauwe of gele kabel met één begrenzer in de kabel. (Deze kabel kan
aan een gele band rond een van de kabeleinden worden herkend)
OPMERKING: Wanneer u dit type kabel gebruikt, is een tweede begrenzer
in een aansluitkast nodig. Of twee enkele weerstandskabels kunnen in een
netwerk worden geïnstalleerd, verbonden door een enkele aansluitkast.
3)
Blauwe en gele kabel met twee begrensweerstanden in de kabel. (Deze
kabel kan aan een gele band rond elk kabeleinde worden herkend)
EERSTE INSTELLING:
1)
BIJ HET EERSTE OPSTARTEN GEEFT HET DISPLAY HET
VOLGENDE WEER:
S
(Voor System Monitor V2.00): SEt
S
(Voor System Tach en System Speed):
AUTO DETECT ENGINE (AUTOMATISCHE MOTORDETECTIE)
SMARTSCREEN (SMARTSCHERM)
PRESS MODE TO START (DRUK OP MODE OM TE STARTEN)
Wanneer u een van de bovenstaande displays ziet, drukt u op de knop
"MODE". De meter kiest nu automatisch de juiste schermen voor het
geïnstalleerde motortype.
2)
De meter vertelt u vervolgens welk motortype u hebt.
3)
Als meer dan een dezelfde meter in het systeem aanwezig is, dan
vraagt de meter naar een Stuurstand. Als u slechts één station voor
elke motor hebt, dan moet u de stuurstand op het standaard Station
1 (STN1 voor System Monitor V2.00) laten.
BLAD MET TIPS
MONITOR V2.00
55
Advertenties
Inhoudsopgave
