SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: begrenzerfunctie
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Als onder bepaalde rijomstandigheden (bij-
voorbeeld in het geval van een steile afda-
ling) de gekozen snelheid niet gehandhaafd
kan worden door het systeem, knippert de
ingestelde snelheid op het instrumentenpa-
neel om u te waarschuwen.
Onderbreken van de functie
De snelheidsbegrenzer wordt onderbroken
als u:
– drukt op de schakelaar 4 (O);
– de achteruitversnelling inschakelt.
In beide gevallen blijft de snelheid in het ge-
heugen en het display op het instrumenten-
paneel geeft de snelheid aan tussen haakjes
ter bevestiging dat de functie standby staat.
De snelheidsbegrenzer heeft
in geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
2.22
2
3
4
Opnieuw inschakelen van de
maximum snelheid
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd, is het mogelijk deze op te roepen door
de schakelaar 5 in te drukken tot de bood-
schap "Begrenzer" verschijnt.
Als de begrenzer is opgeschort, komt de
functie weer in werking door een druk op
de schakelaars 2 (+) of 3 (-), ongeacht
de snelheid die in het geheugen is opge-
slagen: de actuele snelheid van de auto
wordt gebruikt.
(3/3)
5
uitschakelen van de functie
De functie snelheidsbegrenzer wordt onder-
broken als u drukt op:
– de schakelaar 4 (O), in dit geval blijft de
ingestelde maximumsnelheid in het ge-
heugen en de boodschap "in geheugen"
verschijnt op het instrumentenpaneel,
– de schakelaar 1, de maximumsnelheid
verdwijnt uit het geheugen en het doven
van het controlelampje op het instrumen-
tenpaneel bevestigt het uitschakelen van
de functie.
1
1