SNELHEIDSBEGRENZER
licht het waarschuwingslampje
wit op.
De minimum te registreren snelheid is
30 km/u.
Verandering van de ingestelde
maximum snelheid
U kunt de ingestelde maximum
snelheid veranderen door (het achter
elkaar indrukken of het lang ingedrukt
houden) van:
– de schakelaar 4 (RES/+) om de
snelheid te verhogen;
– de schakelaar 3 (SET/-) om de
snelheid te verlagen.
Sneller rijden dan de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde
maximumsnelheid te overschrijden.
Ga als volgt te werk, druk het
gaspedaal stevig en volledig in (tot
voorbij het weerstandspunt).
Tijdens het overschrijden van de
snelheid knippert de snelheid in het
rood op het instrumentenpaneel.
Laat vervolgens het gaspedaal los: de
functie snelheidsbegrenzer treedt weer
in werking zodra u langzamer rijdt dan
de in het geheugen opgeslagen
snelheid.
Als de functie
snelheidsbegrenzer (na
verschillende pogingen
om deze in te schakelen)
niet beschikbaar is, neemt u
contact op met een merkdealer.
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het
systeem de maximumsnelheid wellicht
niet aanhouden; in dit geval knippert
de maximumsnelheid op het
instrumentenpaneel en hoort u een
pieptoon met een regelmatig interval.
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de
schakelaar 5 (O).
De maximumsnelheid wordt
opgeslagen en op het
instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
Opnieuw inschakelen van de
maximum snelheid
Als een snelheid is opgeslagen, kunt u
deze oproepen door te drukken op de
schakelaar 4 .
3
R i j d e n - 2 4 1