SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: regelaarfunctie
1
Inschakelen
Ï
Druk op de schakelaar 1 kant
Het overeenkomende controlelampje licht
op het instrumentenpaneel op om aan te
geven dat de snelheidsregelaar in werking
is.
Als de functie ingeschakeld is, verschijnt de
boodschap "Regelaar" op het instrumenten-
paneel in combinatie met streepjes.
2.24
2
3
Instellen van de snelheid
Rijdend met een constante snelheid (meer
.
dan 30 km/u) drukt u op de schakelaar 2 (+)
of 3 (-): de functie wordt ingeschakeld en de
snelheid wordt opgeslagen.
Als de regeling ingeschakeld is, is het lampje
op het instrumentenpaneel
(2/4)
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u
uw voet van het gaspedaal nemen.
4
5
Œ
omlijst.
Door het ontwerp van het systeem is
het mogelijk een verschil te constateren
tussen de adviessnelheid en de snelheid
op het instrumentenpaneel.
Let op, het is toch raadzaam de
voeten dichtbij de pedalen te
houden om te kunnen ingrijpen
bij noodsituaties.