Inbedrijfstelling
Temperatuurregeling
4.2.3 Parallelle verschuiving
Druk op de knop
. Draai de keuzeknop
en stel de meest geschikte waarde in. Druk
op de knop
om te bevestigen.
BELANGRIJK:
Als de kamertemperatuur hoger is
dan de gewenste waarde, moet u
de curve parallel naar beneden ver-
plaatsen. Als de kamertemperatuur
daarentegen lager is, moet u de cur-
ve parallel naar boven verplaatsen.
Als de kamertemperatuur overeen-
komt met de gewenste tempera-
tuur, is de curve de juiste.
In de hieronder vermelde grafische
afbeelding zijn de curven in twee
groepen verdeeld:
– Installaties op lage temperatuur
– Installaties op hoge temperatuur
De indeling van de twee groepen is
gebaseerd op het verschillende be-
ginpunt van de curven, dat voor de
hoge temperatuur hoger dan +10
°C is, een correctie die normaal ge-
sproken wordt toegewezen aan de
aanvoertemperatuur van dit soort
installaties, in de klimaatregeling.
4.2.4 Proportionele omgevingsin-
vloed
Draai de keuzeknop en stel de meest ge-
schikte waarde in. Druk op de knop
om te bevestigen. De invloed van de son-
de van de kamertemperatuur kan worden
ingesteld tussen 20 (maximuminvloed)
en 0 (invloed uitgesloten). Op deze wijze
is het mogelijk de invloed van de kamer-
temperatuur bij de berekening van de
aanvoertemperatuur te regelen.
4.2.5 Maximumtemperatuur
voerwater
Draai de keuzeknop
, stel de meest ge-
schikte waarde in en druk op de knop
om te bevestigen.
4.2.6 Minimumtemperatuur
voerwater
Draai de keuzeknop
, stel de meest ge-
schikte waarde in en druk op de knop
om te bevestigen.
4.2.7 Regelingstype
Draai de keuzeknop
, stel de meest ge-
schikte waarde in en druk op de knop
om te bevestigen.
Draai de keuzeknop en selecteer:
– Klassiek
– Intelligente temperatuurregeling (in
deze modus wordt het setpoint van de
waterstroom berekend met de infor-
matie die geleverd wordt door parame-
tro 4.8)
4.2.9 Warmtevraag mode
Draai de keuzeknop en selecteer:
– Standaard
– Tijdprogramma Uitsluiting (in deze mo-
dus blijven de warmteverzoeken die
gegenereerd worden door de TA actief,
ook tijdens de nacht in de geprogram-
meerde modus)
– Warmtevraag forceren (de activering
van deze functie genereert een warm-
tevraag die altijd actief is)
Herhaal de eerder beschreven hande-
lingen om de waarden van zone 2 in te
stellen (indien aanwezig) door menu 5 te
selecteren.
OPMERKING:
Voor de juiste werking van de soorten
temperatuurregeling 2. Alleen sonde ka-
mertemperatuur, 3. Alleen sonde buiten-
temperatuur, 4. Sonde kamertemperatuur
en sonde buitentemperatuur moet para-
meter 1.0.6 ingesteld worden op waarde
1 of moet de AUTO-functie worden geac-
tiveerd.
aan-
4.5
KOELING
4.5.0 T Set Z1 koeling
Druk op de knop
en stel de setpoint-waarde in voor de aan-
voertemperatuur, indien de temperatuur-
regeling niet actief is of vast ligt.
aan-
4.5.1 Bereik T Z1 koeling
Druk op de toets OK. Draai de keuzeknop
en selecteer het temperatuurbereik:
– Fan Coil
– Vloerinstallatie
4.5.2 Selectie typologie
Druk op de knop
stel het type geïnstalleerde temperatuur-
regeling in:
– 0 - Apparaten ON/OFF (vast setpoint
waterstroom, gespecificeerd in par.
4.5.0)
– 1 - Vaste aanvoertemperatuur (vast set-
point waterstroom, gespecificeerd in
par. 4.5.0)
– 2 - Alleen sonde kamertemperatuur
(setpoint van de waterstroom op basis
van de buitentemperatuur)
4.5.3 Stooklijn
Druk op de knop
en stel de curve in afhankelijk van het type
koelsysteem.
Druk op de keuzeknop
tigen.
– Fan coil (curve van 18 tot 33)
– Vloersysteem (curve van 0 tot 30)
De juiste keuze van de geschikte curve kan
enige tijd in beslag nemen. Tijdens deze
periode kunnen er aanpassingen nodig
zijn.
. Draai aan de knop
, draai aan de knop en
. Draai aan de knop
om te beves-
91 / NL