A overeenkomstig paar geheugenmodules in ingangen DIMM1 en DIMM2 (witte bevestigingsklemmen).
B overeenkomstig paar geheugenmodules in ingangen DIMM3 en DIMM4 (zwarte bevestigingsklemmen).
Geheugenadressering bij configuraties van 4 GB of hoger (alleen 32-bits
besturingssystemen)
Deze computer ondersteunt maximaal 8 GB aan geheugen. Huidige 32-bits besturingssystemen, zoals Microsoft® Windows® XP, kunnen maximaal 4 GB aan
adresruimte benutten. De hoeveelheid geheugen die beschikbaar is voor het besturingssysteem is echter kleiner dan de hoeveelheid geïnstalleerd geheugen.
Bepaalde onderdelen binnen de computer vereisten een adresruimte van circa 4 GB. Alle adresruimte die voor deze onderdelen is gereserveerd kan niet door
het computergeheugen worden gebruikt.
De volgende onderdelen vereisen geheugenadresruimte:
Systeem-ROM
l
APIC('s)
l
Ingebouwde PCI-apparatuur zoals netwerkingangen en SCSI-controllers
l
PCI-kaarten
l
Grafische kaart(en)
l
PCI Express-kaarten (indien van toepassing)
l
Tijdens het opstarten identificeert de BIOS de onderdelen die adresruimte nodig hebben De BIOS berekent op dynamische wijze de hoeveelheid adresruimte
die gereserveerd moet worden. De BIOS trekt de gereserveerde adresruimte van 4 GB vervolgens af om de hoeveelheid bruikbare ruimte te bepalen.
Als de totaal geïnstalleerde hoeveelheid computergeheugen minder is dan de bruikbare adresruimte, zal alle geïnstalleerde computergeheugen alleen
l
voor gebruik door het besturingssysteem beschikbaar zijn.
Als de totaal geïnstalleerde hoeveelheid computergeheugen gelijk is aan of groter dan de bruikbare adresruimte, zal een gedeelte van het
l
geïnstalleerde geheugen niet beschikbaar zijn voor gebruik door het besturingssysteem.
Geheugen verwijderen
LET OP:
Voordat u met een van de procedures in deze sectie begint, dient u de veiligheidsinstructies in de productinformatiegids te raadplegen.
KENNISGEVING:
Als u de oorspronkelijke geheugenmodules uit de computer verwijdert om het geheugen op te waarderen, dient u deze af te
zonderen van eventuele nieuwe modules, zelfs als u deze modules bij Dell hebt aangeschaft. Gebruik indien mogelijk geen oorspronkelijke
geheugenmodule in combinatie met een nieuwe geheugenmodule. Doet u dat niet, dan start uw computer mogelijk niet meer op juiste wijze op.
U moet de oorspronkelijke geheugenmodules paarsgewijs installeren in de ingangen DIMM1 en DIMM2 of de ingangen DIMM3 en DIMM4.
KENNISGEVING:
Om geheugenmodules te verwijderen uit de ingangen DIMM3 en DIMM4 op een desktopcomputer moet u het optische station
verwijderen (zie
Optisch
station). Doet u dat niet, dan kan er schade aan de geheugenmodule en het DIMM-contact ontstaan.
1. Volg de instructies in
Voordat u
2. Als u gebruikmaakt van een:
een desktopcomputer: verwijder het optisch station (zie
l
een small form factor-computer: verwijder eerst het optisch station (zie
l
diskettestation of de mediakaartlezer. (zie
3. Druk voorzichtig de bevestigingsklemmen aan elk uiteinde van de geheugenmoduleingang naar buiten.
begint.
Een optisch station
Een diskettestation of mediakaartlezer
verwijderen).
Een optisch station
verwijderen), en verwijder vervolgens het
verwijderen).