Versleten of verkeerd afgestelde remmen
kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. Als de
vrije slag van de rempedalen tot de vloer van het
voertuig minder dan 3,8 cm bedraagt, moeten
de remmen worden afgesteld of gerepareerd.
Schakelhendel
Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de
schakelhendel (Figuur 9) in de gewenste stand. U ziet
een schematische weergave van het schakelpatroon in
Figuur 8.
Belangrijk: Zet de transaxle uitsluitend in de
achteruit- of vooruitstand als het voertuig stilstaat.
Anders kan er schade aan de transaxle ontstaan.
Terugschakelen vanuit een te hoge versnelling
kan ertoe leiden dat de achterwielen slippen
waardoor de kans bestaat dat u de controle over
het voertuig verliest, en de koppeling en/of
transmissie schade oploopt. Schakel soepel om
te voorkomen dat versnellingen slijten.
Differentieelgrendel
Met de differentieelgrendel kan de achteras worden
vergrendeld om de tractie te verbeteren. De
differentieelgrendel (Figuur 9) mag worden ingeschakeld
als het voertuig in beweging is. Beweeg de hendel naar
voren en naar rechts om de grendel in te schakelen.
Opmerking: Om de differentieelgrendel in- of uit te
schakelen moet het voertuig in beweging zijn en een
flauwe bocht maken.
Figuur 8
Als u een bocht maakt met ingeschakelde
differentieelgrendel, kunt u de controle
over het voertuig verliezen. Schakel de
differentieelgrendel uit als u scherpe bochten
maakt of bij hoge snelheid werkt. Zie
Differentieelgrendel gebruiken.
1. Schakelhendel
2. Parkeerrem
3. Hydraulische hefhendel
van laadbak
Parkeerrem
Steeds als de motor wordt afgezet, moet u de parkeerrem
(Figuur 9) in werking stellen om te voorkomen dat
het voertuig per ongeluk in beweging komt. Om de
parkeerrem in werking te stellen, moet u de hendel naar
achteren trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet
u de hendel naar voren duwen. Zet de parkeerrem vrij
voordat u het voertuig verplaatst. Stel de parkeerrem in
werking als u het voertuig parkeert op een steile helling.
Zet tevens de transmissie in de eerste versnelling als
u een helling oprijdt of in de achteruitstand als u een
helling afrijdt. Plaats blokjes achter de wielen om te
voorkomen dat het voertuig de helling afrolt.
Hydraulische hefinrichting
Met de hydraulische hefinrichting kan de laadbak
omhoog en omlaag worden bewogen. Beweeg de hendel
naar achteren om de laadbak omhoog te bewegen en
naar voren om de laadbak naar beneden te bewegen
(Figuur 9).
Belangrijk: Wanneer u de bak laat zakken, hou
dan de hendel nog 1 à 2 seconden in de vooruitstand
nadat de bak contact heeft gemaakt met het frame
om de bak vast te zetten in de neergelaten positie.
Houd de hydraulische hefinrichting niet langer dan
19
Figuur 9
4. Vergrendeling
hydraulische hefinrichting
5. Differentieelgrendel
6. Hendel Hoog–Laag