Multi-turn aandrijvingen SA(R) 07.1 - SA(R) 16.1
AUMATIC AC 01.1 Non-Intrusive
13.15.3 Overschrijding van de max. schakelfrequentie resp. looptijd per uur
13.15.4 Positioneertijd bewaking
13.15.5 Reactiebewaking
13.16 Loopweergave (knipperunit)
64
Het overschrijden van de maximale schakelfrequentie en looptijd per uur wordt be-
waakt. De maximale schakelfrequentie en looptijd per uur wordt af fabriek, afhank-
elijk van het type aandrijving, ingesteld. Deze bewakingsfunctie meldt het optreden
van het bewaakte voorval. De aandrijving wordt niet gestopt.
De overschrijding wordt in de bedrijfsgegevenstellers "
"
" (bladzijde 47) tevens ter protokol gesteld.
WRN.STARTS/RUN2
"
" bevat de som van alle tijdspannes waarbinnen een
WRN.STARTS/RUN1
ED-waarschuwing werd gemeld.
"
" bevat de max. tijdspanne van een ED-waarschuwing.
WRN.STARTS/RUN2
Voorbeeld:
De AUMATIC meldt om reden van de overschrijding van de ingestelde schakel-
frequentie/h resp. de ingestelde looptijd/h 3 maal een ED-waarschuwing: eenmaal
20 min. lang, eenmaal 15 min. lang, eenmaal 22 min. lang. Aansluitend bevatten
de bedrijfsgegevenstellers volgende waarden:
"
" = 57 min.
WRN.STARTS/RUN2
"
" = 22 min.
WRN.STARTS/RUN2
Om de instellingen van de max. schakelfrequentie resp. looptijd
via het display te kunnen uitvoeren, moet de instelling "
TRIGGERS
" (bladzijde , menu M40) op "
staan.
Met deze functie kan de positioneertijd van de aandrijving worden bewaakt.
Zodra de aandrijving langer dan de ingestelde tijd (parameter
bladzijde 37) nodig heeft om van de eindpositie OPEN naar de eindpositie DICHT
te verplaatsen, wordt een waarschuwingsmelding uitgegeven. De aandrijving
wordt niet gestopt. Als de aandrijving vanuit een tussenpositie naar een eindpositie
verplaatst, wordt de ingestelde bewakingstijd voor de totale slag in verhouding tot
de te verplaatsen gedeeltelijke slag omgerekend.
Om de instellingen van de positioneertijd resp. looptijd via het
display te kunnen uitvoeren, moet de instelling "
" (bladzijde 48, menu M40) op "
TRIGGERS
staan.
De besturing AUMATIC bewaakt de reactie van de aandrijving via de besturings-
eenheid van de aandrijving.
Kan binnen een in te stellen tijdspanne (parameter
geen reactie aan de aandrijving worden vastgesteld, wordt de aandrijving
uitgeschakeld en een foutmelding (verzamelstoringsmelding) geactiveerd. Het
aanspreken van de reactiebewaking wordt bovendien in het daignosemenu
weergegeven.
De fout kan locaal via de RESET-toets van de locale besturing worden gereset.
Indien de AUMATIC met een veldbus-interface uitgerust is, kan de fout via het
reset-commando via de veldbus geschieden.
Bij verplaatsing vanuit een tussenpositie vindt geen reactiebewaking plaats.
De reactiebewaking is af fabriek ingesteld (parameter
bladzijde 48).
In het centraal beheersysteem kan via de meldrelais 1 tot 5 worden weergegeven
of, en in welke richting, de aandrijving verplaatst.
Parameter meldrelais 1 tot 5 "
tot 36.
Op de locale besturing kunnen via de LED's verschillende signalen worden
weergegeven, bijv. of en in welke richting de aandrijving verplaatst (zie ook
bladzijde 22, hoofdstuk 12.4.2). In- en uitschakelen van de knipperweergave
geschiedt via de parameter "
WRN.STARTS/RUN1
=
^
som van alle tijden (20+15+22 min.)
=
^
langste tijd
REACTON TIME
REACTION MONITORING
" en "
OPENING BLINK
CLOSING BLINK
", bladzijde 32.
BLINKER
Bedieningsinstructies
" en
MONITOR
FUNCTION ACTIVE
"
,
MAX. RUN TIME
MONITOR
"
FUNCTION ACTIVE
, bladzijde 46),
,
", bladzijden 34