2
De diafragmawaarde (F-waarde)
kiezen met het instelwiel voor of
achter.
• Kleinere F-waarde: de voor- en
achtergrond van het onderwerp zijn
wazig.
Grotere F-waarde: de voor- en
achtergrond en het onderwerp zelf zijn
allemaal scherp.
• U kunt op het LCD-scherm of in de
zoeker niet zien of een beeld onscherp
is. Controleer het opgenomen beeld en
pas het diafragma aan.
• De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
diafragmawaarde. Pas in zulke gevallen
het diafragma weer aan.
3
Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch aangepast om de juiste belichting te krijgen.
Opnametechnieken
• De sluitertijd kan afhankelijk van de diafragmawaarde langer worden.
Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
• Maak de achtergrond minder scherp door een telelens te gebruiken die
een lagere diafragmawaarde heeft (lichtgevoelige lens).
• Door middel van de controleknop kunt u ongeveer zien waar de scherpte
van het beeld ligt.
Een opnamestand selecteren
Diafragma (F-waarde)
Sluitertijd
83