Oefenperiode
Voordat u met de machine gazons gaat maaien, is het
raadzaam dat u zich op een vrij terrein oefent in het starten
en stoppen, opheffen en neerlaten van de maaidekken,
draaien, enz. In deze oefenperiode kunt u zich vertrouwd
maken met de bediening en de werking van de machine.
Belangrijk
Als u de schakelhendel tijdens het maaien
in de Nr. 2 stand zet, zal de machine niet sneller gaan
rijden. De snelheid zal echter plotseling toenemen als u het
hefpedaal intrapt. Om veiligheidsredenen verdient het
aanbeveling de Nr. 1 stand uitsluitend te gebruiken om
greens te maaien en de Nr. 2 stand voor transport.
Vóór het maaien
Controleer of er rommel op het gazon ligt, verwijder de
flag van de cup, en bepaal in welke richting u het beste kunt
maaien. Ga hierbij uit van de voorgaande maairichting.
Maai altijd in een ander maaipatroon dan het vorige, zodat
de grassprieten minder snel plat gaan liggen en daardoor
moeilijker tussen de messen van de messenkooi en de
snijplaat kunnen komen.
Wijze van maaien
1. Rij naar de green met de schakelhendel in de
Nr. 1 stand. Begin aan een kant van de green zodat u
kunt maaien in banen. Dit beperkt de compactie tot een
minimum en zorgt voor een verzorgd en aantrekkelijk
maaipatroon op de greens.
Belangrijk
Zet de schakelhendel in de Nr. 1 stand als u
naar een green rijdt, want de snelheid van de machine
wordt automatisch verminderd als de maaidekken worden
ingeschakeld. De snelheid zal weer toenemen als de
maaidekken worden uitgeschakeld.
2. Beweeg het maaipedaal naar voren als de voorste rand
van de grasmanden over de buitenrand van de green
komt. Hiermee laat u de maaidekken neer op de grasmat
en start u de messenkooien.
Opmerking: De messenkooi van maaidek Nr. 1 (achter)
zal pas starten als alle maaidekken op de grond zijn en
maaidekken Nr. 2 en Nr. 3 zijn ingeschakeld.
Belangrijk
U moet eraan wennen dat maaidek Nr. 1 een
vertraging heeft, en daarom moet u zich oefenen de timing
te verkrijgen die nodig is om het maaien van overgebleven
gras tot het minimum te beperken.
3. Zorg ervoor dat een nieuwe maaibaan de vorige
maaibaan zo weinig mogelijk overlapt. Om ervoor te
zorgen dat u de green in een rechte lijn maait en de
machine op een gelijke afstand van de rand van de
vorige maaibaan blijft, moet u uitgaan van een
denkbeeldige zichtlijn, ongeveer 1,8 tot 3 m vóór de
machine tot de rand van het ongemaaide deel van de
green (Fig. 24 en 25). Sommige bestuurders vinden het
handig de buitenrand van het stuurwiel deel te laten
uitmaken van de zichtlijn; d.w.z. de rand van het
stuurwiel in een rechte lijn te houden ten opzichte van
een punt dat altijd op dezelfde afstand van de voorkant
van de machine blijft (Fig. 24 en 25).
4. Als de voorkant van de manden over de rand van de
green komen, moet u het hefpedaal intrappen. Hiermee
brengt u de messenkooien tot stilstand en heft u de
maaidekken op. De timing van deze procedure is
belangrijk om te voorkomen dat de maaidekken het
aangrenzende terrein maaien. Het is echter raadzaam
een zo groot mogelijk deel van de green te maaien om
de hoeveelheid gras langs de buitenrand dat nog moet
worden gemaakt, tot het minimum te beperken.
5. U kunt de werktijd bekorten en de machine eenvoudig
voor de volgende maaibaan opstellen door de machine
een ogenblik in de tegenovergestelde richting te draaien
en daarna in de richting van het ongemaaide deel; d.w.z.
als u naar rechts wilt draaien, draait u eerst iets naar
links en dan naar rechts. Op deze manier kunt u de
machine sneller richten voor de volgende maaibaan.
Volg dezelfde procedure als u in de andere richting
draait. Het is verstandig een draaiing zo kort mogelijk te
maken. Maak echter bij warm weer een ruimere boog
om het gras zo min mogelijk te beschadigen.
3
Figuur 25
1. Markeringsstrook
2. Ongeveer 12,7 cm
3. Maai het gras aan de
linkerkant
Opmerking: Wegens de aard van de stuurbekrachtiging zal
het stuurwiel niet terugkeren in zijn oorspronkelijke positie
nadat u de machine heeft gedraaid.
25
4
2
1
4. Blijf u richten op een punt
op 1,8–3 m vóór de
machine.