Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedienings-
positie de linker- en rechterzijde van het voertuig.
Bedieningsorganen
Tractiepedaal
Met het tractiepedaal (Fig. 8) laat u de machine
vooruit- en achteruitrijden. Om vooruit te rijden moet
u de bovenkant van het pedaal intrappen en om
achteruit te rijden de onderkant van het pedaal.
Gebruik hierbij de hiel en tenen van uw rechtervoet.
De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt
ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder
belasting trapt u het pedaal volledig in terwijl de
gashendel op SNEL staat. De maximumsnelheid
vooruit is ongeveer 15 km per uur. Voor maximaal
vermogen met zware belasting of heuvelopwaarts
moet u de gashendel op SNEL zetten en het
tractiepedaal iets intrappen om ervoor te zorgen dat
het motortoerental hoog blijft. Als het motortoerental
lager wordt, moet u het tractiepedaal iets laten
opkomen om het motortoerental te verhogen.
VOORZICHTIG
Als u uw voet van het tractiepedaal haalt, moet de
machine stoppen; de machine mag in geen van beide
richtingen gaan kruipen. Indien dit wel gebeurt,
mag u de machine pas gebruiken als de tractie-
aandrijving is gerepareerd en afgesteld; zie De
tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand,
blz. 30.
Draaipedalen
De linker- en rechterdraaipedalen (Fig. 8) zijn
verbonden aan de remmen van het linker- en het
rechtervoorwiel, omdat beide remmen onafhankelijk
werken. (de remmen op het linker en het
rechtervoorwiel werken onafhankelijk van elkaar).
U kunt de remmen gebruiken om de machine een
scherpe bocht te laten maken of grip te laten houden
als een wiel slipt terwijl u op een helling rijdt. Nat of
zacht gras kan echter worden beschadigd als u de
remmen gebruikt om te draaien.
Stuurverstelling
U kunt het stuur verstellen met een hendel op de
rechterzijde van de stuurkolom (Fig. 8). Trek de
hendel naar achteren om het stuurwiel in de lengte in
de gewenste werkstand te zetten en duw de hendel
naar voren om de stand te vergrendelen.
Rempedaal
Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem (Fig. 8) in
werking stellen teneinde te voorkomen dat de machine
per ongeluk in beweging komt.
De hydrostatische transmissie zal in geen enkel geval
functioneren als een parkeerrem voor de machine. Om
de parkeerrem in werking te stellen, moet u het
rempedaal helemaal intrappen en de knop van de
parkeerrem uittrekken. Vervolgens laat u het pedaal
opkomen. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u
het rempedaal in totdat de knop van de parkeerrem
wordt ingetrokken. Als u snel moet stoppen, haalt u
uw voet van het tractiepedaal en trapt u het rempedaal
in. Om in een rechte lijn te stoppen, moeten de
remkabels gelijkmatig worden afgesteld.
1. Tractiepedaal
2. Draaipedalen
3. Rempedaal
4. Knop van parkeerrem
5. Stuurverstelling
Hefhendel
De hydraulische hefhendel (Fig. 9 ) heeft drie standen:
ZWEVEN (Float), TRANSPORT (Transport) en
OPHEFFEN (Raise) Om het werktuig neer te laten op
de grond, zet u de hefhendel naar voren in de
inkeping, die de ZWEVEN-stand aangeeft. De
ZWEVEN-stand wordt gebruikt als de machine in
bedrijf is en tevens als de machine niet in bedrijf is.
Om het werktuig op te heffen, trekt u de hefhendel
naar achteren in de stand OPHEFFEN. Nadat het
16
4
3
2
Figuur 8
5
1