op gaten en scheuren door het filter tegen
een felle lichtbron te houden en er doorheen
te kijken.
4.
Inspecteer het nieuwe filter op transportschade.
Controleer het uiteinde van het filter dat moet
aansluiten. Een beschadigd filter mag niet
worden gemonteerd.
5.
Plaats het nieuwe filter op de juiste wijze in het
luchtfilterhuis. Zorg ervoor dat het filter goed
afsluit door de buitenring van het filter aan te
drukken tijdens het plaatsen. Druk niet op het
flexibele midden van het filter.
6.
Plaats het deksel terug en maak de sluiting vast.
Zorg ervoor dat de bovenkant van het deksel
BOVEN is.
7.
Stel de indicator (Fig. 20) opnieuw in als deze
rood is.
Radiator en scherm reinigen
Het scherm en de voorkant van de radiator moeten vrij
van rommel worden gehouden om te voorkomen dat
de motor oververhit raakt. Controleer elke dag het
scherm en de voorkant van de radiator en verwijder
indien nodig het aanwezige vuil. In buitengewoon
stoffige en vuile omstandigheden moet u het scherm
elk kwartier en de radiator elk uur controleren en
reinigen.
Opmerking: Dit kan vooral noodzakelijk zijn als een
maai-eenheid met een achterafvoer wordt gebruikt.
De voorkant van de radiator kan grondig worden
gereinigd door perslucht te blazen vanaf de
ventilatorzijde van de radiator. U dient al het vuil dat
zich vastzet op de onderkant van het scherm, te
verwijderen. U kunt het scherm op de voorkant van de
radiator verwijderen door de vleugelmoeren boven op
het scherm los te draaien. Dit maakt reiniging
gemakkelijker.
Motorolie verversen en filter
vervangen
Controleer het oliepeil elke dag of telkens nadat u de
machine heeft gebruikt. Ververs de olie na de eerste
50 bedrijfsuren; vervang het oliefilter na de eerste 50
bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren. Laat
indien mogelijk de motor lopen vlak voordat u de olie
ververst. Warme olie stroomt gemakkelijker en voert
verontreinigingen beter mee.
1.
Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
2.
Open de motorkap. Plaats een opvangbak onder
het carter en recht onder de aftapplug (Fig. 23).
1. Aftapplug
3.
Reinig de omgeving van de aftapplug.
4.
Verwijder de aftapplug en laat de olie in de
opvangbak lopen.
5.
Verwijder en vervang het oliefilter (Fig. 24).
1
1. Oliefilter
6.
Nadat de olie is afgetapt, plaatst u de aftapplug
terug en neemt u gemorste olie op.
7.
Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil
controleren, blz. 13.
25
Figuur 23
Figuur 24
1