ACHTERUITRIJCAMERA
2
Inschakelen, uitschakelen van
de achteruitrijcamera
Selecteer op het multifunctionele scherm2:
"Voertuig ", "INSTELLINGEN ", "PARKEER
ASSIST. ", daarna "Achteruitrijcamera".
Schakel de achteruitrijcamera in of uit en
bevestig uw keuze.
U kunt eveneens de instellingen van het
beeld van de camera regelen (helderheid,
contrast...).
2.90
(2/3)
Storingen
Als de achteruitversnelling is ingeschakeld
en het systeem een bedieningsfout detec-
teert, wordt het multimediascherm tijdelijk
zwart 2.
Dit kan komen door een storing die van in-
vloed is op de camera of het scherm (hel-
derheid, vast beeld, vertraagde communica-
tie, enz.).
Als de tijdelijke weergave van het zwarte
scherm aanhoudt, neem dan contact op met
een erkende dealer.
Deze functie is een (extra)
hulpmiddel. De bestuurder
moet altijd opletten en blijft ver-
antwoordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die zich tijdens het rijden kunnen voor-
doen: let dus altijd op of er een bewe-
gend obstakels is (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets) of een te klein of
smal obstakel is (grote steen, dun paal-
tje) tijdens de manoeuvre.
Het scherm geeft een omgekeerd beeld,
zoals in een spiegel.
De tekeningen zijn een op een horizon-
tale ondergrond geprojecteerde weer-
gave; houd geen rekening met deze in-
formatie in het geval van een verticaal of
op de grond geplaatst voorwerp.
De voorwerpen die op de rand van het
scherm verschijnen kunnen vervormd
zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn.
Als de achterklep open staat of niet goed
gesloten is, verschijnt de boodschap
"Achterklep open" en verdwijnt de weer-
gave van de camerabeelden.