Figuur 26
1. Zwenkwiel
2. Klemkapje
3. Afstandsstukken
Montage van zijmaaidekken
Draai de messen op elke as totdat de uiteinden in de
lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond
tot de voorste rand van het mes. Plaats opvulstukken
(3 mm) op de voorste zwenkwielarmen(en) zodat de
maaihoogte gelijk is met de sticker (Figuur 27). Voor
de buitenste mesas, zie Schuinstand van het maaidek
afstellen in , bladz. .
Figuur 27
1. Voorste zwenkwielarm
Maaihoogte van maaidekken gelijk stellen
1. Plaats de messen horizontaal op de buitenste assen
van beide zijmaaidekken Meet de afstand van de
grond tot de voorste rand van het mes op elk
4. Opvulstukken
5. Montagegaten van as
maaidek en vergelijk die afstanden met elkaar. Deze
afstanden mogen niet meer dan 3 mm van elkaar
verschillen.
2. Indien nodig moet u de 3 mm afstandstukken
toevoegen aan of verwijderen van de zwenkwielen
van de zijmaaidekken. Controleer nogmaals de
afstand tussen de buitenste randen van beide
zijmaaidekken en stel deze indien nodig bij.
Starten en stoppen van de
motor
Belangrijk: Het brandstofsysteem ontlucht
zichzelf indien zich een van de volgende situaties
voordoet:
• Eerste keer starten van een nieuwe machine.
• De motor is gestopt omdat de brandstof op was.
• Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van
het brandstofsysteem.
Zie Injectors ontluchten in , bladz. .
1. Stel de parkeerrem in werking. Haal uw voet van
het tractiepedaal en let erop dat het pedaal in de
neutraalstand staat.
2. Zet de gashendel op midden stationair.
3. Draai het contactsleuteltje op LOPEN. Het
indicatielampje van de gloeibougie gaat branden.
4. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft,
draait u het contactsleuteltje op START. Laat het
sleuteltje direct los als de motor start en laat dit weer
terugkeren naar LOPEN. Laat de motor (zonder
lading) op halfgas warm worden en zet vervolgens
de gashendel in de gewenste stand.
Belangrijk: Laat de startmotor niet langer
dan 15 seconden achter elkaar draaien omdat
de startmotor hierdoor vroegtijdig defect kan
raken. Als de motor na 15 seconden niet wil
starten, moet u het sleuteltje op UIT draaien, de
bedieningsorganen opnieuw controleren, nog
eens 15 seconden wachten en de startprocedure
herhalen.
Als de temperatuur beneden -7° C is, moet u de
bougies twee keer voorgloeien voordat u de motor
voor de eerste keer start. U kunt de startmotor
30 seconden laten draaien; daarna moet u deze 60
seconden afzetten voordat u een tweede startpoging
onderneemt. Dit kunt u twee keer doen.
5. Om de motor af te zetten, moet u de gashendel
naar achteren op Langzaam zetten, de aftakas
29