2. Selecteer de toepassingen
Alleen die toepassingen die relevant zijn voor de apparaatconfiguratie zijn
beschikbaar.
OPMERKING: Als het apparaat gedurende een bepaalde tijd niet wordt gebruikt
(zoals bepaald door de getrainde operateur), worden de instellingen teruggezet. Zie
Auto-wissen in het hoofdstuk Instellingen op pagina 140 voor meer informatie.
1.
Druk op de toets <Fax> op het
bedieningspaneel. Het scherm Faxen
wordt weergegeven.
2.
Druk eenmaal op de toets <Alles
wissen> op het bedieningspaneel om
vorige selecties te annuleren.
3.
Selecteer de optie voor de gewenste
toepassing.
Druk indien nodig op de toets < > of < > om van scherm te wisselen en stel de
faxinstellingen in. Zie Faxtoepassingen op pagina 76 voor meer informatie over de
beschikbare faxtoepassingen.
3. Geef de bestemming aan
Hieronder wordt aangegeven hoe een bestemming wordt ingevoerd. Faxnummers
kunnen op het apparaat op de volgende manieren worden gekozen.
OPMERKING: Controleer alle informatie om te zien dat u de juiste bestemmingen
heeft opgegeven voordat een document wordt verzonden.
• Met behulp van de aantaltoetsen op het bedieningspaneel
• Met behulp van het Adresboek (Zie Adresboek op pagina 73)
• Met behulp van Snelkiezen (Zie Snelkiezen op pagina 74)
• Met behulp van directtoetsen(Zie Direct kiezen op pagina 74)
Xerox CopyCentre/WorkCentre 118 Handleiding voor de gebruiker
Faxprocedure
Toets <Fax>
Toets <Alles wissen>
69